Piet Vergunst: Ik heb een stuk van mijn jeugd overgeslagen
Iedere woensdagmorgen om halftwaalf beleeft Piet Vergunst een kostbaar moment. Dan komt de bode langs die De Waarheidsvriend bezorgt. Aan zijn bureau bladert hij hem helemaal door, ook al weet hij als hoofdredacteur precies wat erin staat. „Ik ben altijd een krantenman gebleven.”
Hij wordt door nogal wat mensen gezien als de verpersoonlijking van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk. Algemeen secretaris Piet Vergunst blijft daar nuchter onder en past zijn gedrag er niet op aan. In de loop van de jaren werd zijn haardos dunner en grijzer, wisselde hij regelmatig van bril, maar bleef hij verder vooral dezelfde. Zijn kantoor, wat verscholen gelegen op een Apeldoorns bedrijventerrein, is even sober als de algemeen secretaris zelf. Hij is iemand die meer hecht aan het functionele dan aan het materiële. Een auto moet gewoon rijden, een computer betrouwbaar zijn en een stoel moet zo zijn ontworpen dat je geen rugpijn krijgt als je er lang op moet zitten.
En lang zitten moet Vergunst, die een perfectionist is, nogal eens. Hij werkt heel gestructureerd en kan hierdoor bergen werk op een dag verzetten. Keerzijde hiervan is dat hij de neiging heeft veel hooi op zijn vork te nemen en het risico loopt te weinig aan zichzelf te denken.
In 2009 kreeg u een hartinfarct.
„Dat gebeurde op een vrijdagnacht. Aanvankelijk had ik niets in de gaten. Hoewel ik me wat grieperig voelde, hield ik de daaropvolgende avond een lezing in Drenthe. Een paar dagen erna ben ik ook nog in Zeeland geweest. Uiteindelijk ging ik toch naar de huisarts. Die stuurde me op woensdagochtend naar het ziekenhuis. Daar bleek dat ik een hartinfarct had gehad.”
Hoe diep heeft deze gebeurtenis in uw leven ingegrepen?
„Toen ik in het ziekenhuis lag, zei een verpleger: Uw leven zal nooit meer hetzelfde zijn. Wat is dat overdreven, dacht ik toen. Maar hij heeft wel gelijk gehad. Ik denk er elke dag aan; zelfs meerdere keren in een etmaal. Als ik ’s nachts wakker word en me omdraai, denk ik: Ik ben er nog. Dat mijn lichaam me een keer in de steek heeft gelaten, is een ingrijpende ervaring geweest. Terugkijkend in het verleden, denk ik in termen van voor en na het infarct.
Het verblijf in het ziekenhuis was overigens bijzonder. Vanaf de eerste dag heb ik me veilig gevoeld. De dag voor mijn opname las ik ’s ochtends Jesaja 41:13: „Ik, de Heere, uw God, grijp uw rechterhand aan, Die tot u zeg: Vrees niet, Ik help u.” Toen ik nog maar net in het ziekenhuis lag, stuurde prof. Verboom een berichtje: „Piet, we denken aan je, Jes. 41:13.” En het eerste kaartje dat ik kreeg, was van een vrouw uit onze gemeente. Zij had diezelfde tekst erop geschreven. De Heere bleek me al te hebben bemoedigd voordat ik wist dat ik een infarct had. Dat gaf me veel rust.”
Tijdens en na de ziekenhuisopname volgden er nog vele kaarten, vanuit het hele land. In totaal wel 600. Nogal wat mensen schreven: U moest wel een infarct krijgen. Want u probeert de Gereformeerde Bond bij elkaar te houden, en dat kan haast niet meer. Toen Vergunst dat las, dacht hij: Dat is wel het laatste waarmee ik bezig ben. „Ik probeer juist nooit op politieke wijze bezig te zijn. Bij alles wat ik schrijf en zeg, wil ik in de eerste plaats luisteren naar wat de Bijbel ons leert. Daarnaast kijk ik naar wat de belijdenis van de Reformatie ons aanreikt. Daaraan zijn we gebonden. Een derde factor die ik laat meewegen, is onze hervormd-gereformeerde geschiedenis. Die laatste is niet normatief, maar we staan wel in een bepaalde traditie. Verder probeer ik zelf bescheiden in mijn houding en beslist in mijn overtuiging te zijn.”
Hervormd-gereformeerd zijn binnen de Protestantse Kerk in Nederland. Wat houdt dat precies in?
„Hervormd-gereformeerden willen op basis van een vaste identiteit een breder geheel dienen. We baseren ons op de calvijnse reformatie en alles wat daarna aan goeds is gekomen. Denk aan de belijdenisgeschriften van onze kerk. Daarin zijn de kernnoties van het geloof verwoord. Die belijdenis is als een gids die de weg wijst. Daarmee weten we ons geroepen in de brede context van de Protestantse Kerk.”
De verscheidenheid in hervormd-gereformeerde kring neemt toe. Hoe gaat u daarmee om?
„Op een ontspannen wijze. Dat probeer ik tenminste. Tegelijkertijd zie ik de laatste anderhalf jaar wel een aantal grote thema’s opduiken in sommige gemeenten. Denk aan vragen over de plek van Israël in de heilsgeschiedenis, de plaats van de vrouw in de gemeente, schepping en evolutie, samenwonen, hertrouwen na een echtscheiding en natuurlijk ook homoseksualiteit. Het zijn allemaal grote dossiers. Onze voorzitter, ds. Mensink, zei drie maanden geleden aan het begin van de vergadering van ons dagelijks bestuur: De agenda van vanochtend is groter dan wij aankunnen. Dat was me uit het hart gegrepen. Tegelijkertijd kunnen we alleen verder als we belijden dat de kerk van de Heere is. De Protestantse Kerk is wel in nood. Ze is wat identiteit betreft vaak stuurloos. Toch waakt Christus erover. En wat mijzelf betreft, zegt Hij slechts: Jij moet getrouw zijn op je post.”
De Gereformeerde Bond is als vereniging door de jaren heen kleiner geworden.
„Toch kan ik daarmee wel leven en heb ik daar zelfs vrede mee. Nergens in de Bijbel staat dat het hindert als je klein bent. Wel dat het erg is als je ongehoorzaam bent.”
Wat was uw diepste drijfveer om algemeen secretaris te worden?
„Dat kan ik samenvatten in één woord: gehoorzaamheid. Ik ben in 1995 lid geworden van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond. In de zomer van 1999 verscheen de advertentie voor algemeen secretaris. Vier bestuursleden hebben mij toen op persoonlijke titel gevraagd hierover serieus na te denken. Ik had het bij het Reformatorisch Dagblad enorm naar mijn zin. Ik was daar destijds hoofd van de supplementsredactie en was al zestien jaar bij de krant werkzaam. In onze zomervakantie zat ik op de camping met een lijstje. Daarop stonden de dingen die me aanspraken en die ik lastig zou vinden. Toen we terug waren van vakantie preekte onze wijkpredikant ds. A. Visser over de roeping van Mozes. God zei: Mozes, Ik heb een taak voor je. Dat kan ik niet, zei Mozes, dat moet U maar aan mijn broer vragen. Maar Hij vroeg het niet aan Aäron, maar aan Mozes. Die preek bracht me ertoe dat ik niet heb gesolliciteerd, maar wel op de voorlaatste dag van de termijn een kort briefje heb geschreven aan het hoofdbestuur. „Als u met mij een gesprek wilt, dan hoor ik het wel.”
In de drie maanden die volgden, gaf de Heere veel concrete aanwijzingen dat dit Zijn weg was. Ons bootje dobberde als het ware naar de overkant, zonder dat we zelf aan de roeispaan trokken.”
Wat geeft u vreugde in uw werk?
„Dat heeft te maken met die gehoorzaamheid. Vreugde geeft mij het feit dat de Heere heeft gewild dat ik dit werk doe. Mensen vroegen een paar jaar na mijn benoeming soms of ik het naar mijn zin had in mijn functie. Als mijn vrouw, Lenne, dat hoorde, zei ze: „Daarover denkt Piet niet na. Hij weet dat hij dit moet doen, en daarom doet hij het.” En zo is het. Vreugde geeft het mij dat God bemoeienis heeft met mijn leven en dat ik een klein schakeltje mag zijn. Blij ben ik vooral als ik hoor dat Zijn werk doorgaat. Dankbaar ben ik als ik weer een artikel voor De Waarheidsvriend heb geschreven. Dat is me weer gegeven, denk ik dan. Elke keer moet ik het opnieuw ontvangen. Dat houdt me afhankelijk.”
Wat in uw functie drukt u neer of maakt u verdrietig?
„Ik heb mijn werk weleens getypeerd als het kanaliseren van de neergang. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw zijn er veel christelijke organisaties opgericht. Nu zie je overal krimp; gemeenten en predikantsplaatsen die verdwijnen. Dat doet wat met je. De laatste tien jaar vind ik overigens bij momenten zwaarder dan de eerste jaren dat ik algemeen secretaris was, toen Samen op Weg alle aandacht vroeg. Terwijl ik nu meer ervaring en routine heb.”
Hoe komt dat?
„Vooral door de verandering van denken in de kerk. Het mensgerichte daarin soms. We moeten het allemaal fijn hebben in de gemeente, vinden we. We zijn soms zo onverdraagzaam naar elkaar, terwijl we zo gemarginaliseerd zijn. Er is ook gebrek aan koers, waardoor veel gemeenteleden gevoelig zijn voor allerlei wind van leer. Thuis praat ik er alleen met mijn vrouw over. Als je je eigen kinderen wilt bewaren bij de Heere en Zijn dienst, dan moet je hen niet belasten met allerlei gedoe en verdeeldheid in de kerk. Wanneer ik met Lenne deze dingen bespreek, zegt ze altijd: „Piet, jij kunt de kerk ook niet redden. De Heere staat ervoor in. Laat dat je houvast zijn.” Zo kun je verder.”
Welke personen hebben u gestempeld?
„Vanwege zijn bestuurlijke wijsheid heb ik veel gehad aan ds. G. D. Kamphuis, oud-voorzitter van de Bond. Ik denk dan aan zijn samenbindende en tegelijk belijnde wijze van leidinggeven. Prinses Beatrix is voor mij al heel lang identificatiefiguur vanwege haar toewijding aan een hogere taak, haar discipline, ook in zware tijden. Mijn ouders hebben mij geestelijk gevormd. M’n moeder door goede gesprekken met ons als kinderen in de huiskamer, m’n vader door zijn preken. En van mijn echtgenote heb ik het meest geleerd. We zijn met elkaar vergroeid en ik heb veel aan haar positief-kritische feedback.”
Uw vader, ds. E. F. Vergunst, overleed vorig jaar. Hoe kijkt u terug op zijn heengaan?
„Hij heeft een jaar lang botkanker gehad, maar dit werd niet onderkend. Toen de diagnose uiteindelijk gesteld was, heeft hij nog maar zes dagen geleefd. Die korte periode in het ziekenhuis was vol van het werk van de Heere. Vanaf zijn derde had mijn vader de Heere lief. Maar hij heeft erg tegen het sterven opgezien. Dat droeg hij altijd bij zich. Toen de dood zich uiteindelijk aandiende, kon de duivel niet meer bij zijn hart komen. Die laatste dagen had hij alleen nog maar de naam van de Heere Jezus op zijn lippen. M’n vader was een dominee met stijl; was erg op zijn predikantschap gesteld. Maar zelfs op zijn rouwkaart mocht niet staan dat hij dienaar van het Woord was. Alle aandacht moest gericht zijn op Gods verkiezende liefde, op Christus. Het waren dagen die ik als een geschenk heb beleefd.”
Hoe was het om op te groeien in een pastorie?
„Ik kijk vooral met dankbaarheid terug. Dit ondanks het feit dat ik tijdens mijn achtjarige basisschoolperiode op vijf scholen gezeten heb. Maar van jongs af heb ik gezien wat de vreze des Heeren is, zowel bij mijn ouders als bij degenen die bij ons over de vloer kwamen. Zelf heb ik, mede door het pastorieleven, geleerd op jonge leeftijd verantwoordelijkheid te dragen. Op mijn 23e kwam ik in het bestuur van de Fruytier scholengemeenschap in Apeldoorn. Daar zat ik op mijn 25e voor het eerst een bestuursvergadering voor. Een jaar later zat ik in de kerkenraad van de Eben-Haëzerkerk in mijn woonplaats en op mijn 27e was ik scriba. Weer een jaar daarna werd ik afgevaardigd naar de classis. Achteraf gezien heb ik een stuk van mijn jeugd overgeslagen. Deze functies en verantwoordelijkheden waren in Gods voorzienigheid een voorbereiding op de taak die ik nu heb.”
Levensloop drs. Piet J. Vergunst
Piet Vergunst (1960) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit Leiden. Hij was vanaf 1983 in dienst van het Reformatorisch Dagblad, waar hij in 1987 hoofd van de supplementsredactie werd. In 2000 werd hij algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk. Hij was van 2007 tot 2017 lid en vanaf 2010 voorzitter van de raad van toezicht van Driestar educatief; en daarmee de eerste hervormde die deze post bekleedde. Piet Vergunst is getrouwd met Lenne van Eck. Ze hebben vier kinderen en zes kleinkinderen. Het gezin leeft mee met de hervormde Eben-Haëzerkerk in Apeldoorn.