Geen feeststemming onder Arabische christenen in Israël
Niet iedereen in Israël doet mee met de viering van het 70-jarig jubileum van de staat Israël. Dat geldt ook voor de Arabische minderheid, waartoe de meeste christenen behoren.
De Arabieren vormen een vijfde deel van de 8,8 miljoen Israëliërs. De 160.000 Arabische christenen in Israël maken nog geen twee procent uit van de bevolking. Ze noemen zich vaak Palestijnse christenen, net als de 50.000 Palestijnse christenen op de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook. De politieke en theologische ideeën van christenen in Israël wijken doorgaans ook weinig af van die van hun broeders en zusters aan de andere kant van de barrière.
Onder veel christenen is de zogeheten „Palestijnse theologie” populair. Die beoogt antwoord te geven op de theologische vraagstukken waarmee Palestijnse christenen te kampen hebben. Ze zeggen geen theologische betekenis te kunnen ontwaren in de moderne staat Israël en nemen een kritische houding aan tegenover Israël en christenzionisten.
Natuurlijk, er zijn uitzonderingen. Sommige Arabische christenen zijn pro-Israël en willen in het leger dienen. De zware christenvervolgingen van de afgelopen jaren in de Arabische wereld hebben hen duidelijk gemaakt dat Israël hen een veilig bestaan biedt.
Op 18 en 19 april, toen Israël de onafhankelijkheid vierde, hadden Arabische christenen een vrije dag, maar aan het feest deden de meesten niet mee. Toch is 14 mei 1948 –de dag waarop Israël werd gesticht volgens de Gregoriaanse kalender– belangrijk voor hen. Veel Arabieren –inclusief christenen– raakten toen hun huizen en goederen kwijt.
Als het om 70 jaar Israël gaat, bestaan er gemengde gevoelens onder Arabische christenen, zeggen insiders. Aan de ene kant beseffen ze dat ze het goed hebben. Ze zijn vaak goed opgeleid, hebben mooie banen en zijn welvarend. Dat geldt zeker in vergelijking met hun geloofsgenoten in de Arabische landen, op de Westoever en de Gazastrook.
Maar ze zijn ook verontrust over de radicalisering binnen de Israëlische regering, het parlement en de samenleving. Bezorgd zijn ze over vandalisme tegen kerken en kloosters en over uitlatingen van aanhangers van Joods-extremistische groepen als Lehava. De leider van deze groep, Bentzi Gopstein, pleitte voor deportatie van christenen.
Arabische christenen zijn teleurgesteld dat het conflict tussen Joden en Arabieren nog steeds niet is opgelost.
Toen in de laatste dagen van het Ottomaanse Rijk het Arabisch nationalisme op kwam, sprak dat Arabische christenen aan. Het nationalisme zou zorgen dat er geen onderscheid meer gemaakt zou worden tussen mensen op grond van hun godsdienst of etnische achtergrond.
Toen Israël werd opgericht en de invloed het Palestijns nationalisme toenam, vonden ze dan ook dat de Joodse staat Israël vervangen moest worden door één staat voor iedereen.
In de jaren negentig van de vorige eeuw kozen steeds meer Israëliërs en Palestijnen voor een tweestatenoplossing, en ook Arabische christenen steunden dat idee, zij het onder voorwaarden.
Tegenwoordig is de steun voor de tweestatenoplossing tanende, met name onder christelijke Palestijnse intellectuelen. De reden is dat de kans op zo’n constructie voorbij lijkt. Inmiddels wonen zoveel Israëliërs in gebieden waar Palestijnen hun staat hoopten te vestigen, dat scheiding niet meer mogelijk is.
Net als Israëlische radicale nationalisten en vele christen-zionisten hopen steeds meer Arabische christenen op één staat. Maar ze willen dan wel een Joods-Arabische staat die gelijke rechten toekent aan Joden, christenen, moslims en andere minderheden.