Hervormd worden
Johannes 3:3
„Tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.”
Als wij lager afdalen in ons hart, zullen we ontdekken dat daar wellusten geherbergd worden. Onze handen bedrijven moord, onze voeten wandelen in het kwaad. De zinnen zijn slechts om de wellusten, bedriegerijen en nijdigheid naar zich toe te trekken en alles in brand te steken. Hoe nodig is dan ook de wedergeboorte voor zo’n mens. Want kan iemand die zo naar de aarde smaakt in de hemel komen? Zullen de poorten van goud en parels zich openen voor zo’n zondaar? Nee, hij moet eerst hervormd en geheiligd worden, anders wordt hij daarbuiten gestoten. „Tenzij iemand wederom geboren wordt…” „Tenzij”, want de mens is Gods vijand. Er is geen groter tegenstelling dan tussen God en een zondaar. Ten aanzien van Zijn Wezen is God een vijand van de zonde. Want zonde is een wanorde, een verwarring, een niet-wezen. En God is orde, volmaaktheid, heiligheid, een volkomen en enkelvoudig Wezen ten aanzien ook van Zijn beloften, waarin een afkeer van de zonde is. Want hoewel hij de wedergeborenen belooft te vergelden –de naam Jehova is een onderpand voor ons– dat Hij op ons berouw ons zal vergeven, dreigt Hij de onwedergeborene met stormen en onweer, vuur en verderf.
Isaac Ambrosius, predikant te Preston (”Leer der wedergeboorte”, 1660)