Niet onmatig treuren
Jesaja 57:2
„Hij zal ingaan in de vrede; zij zullen rusten op hun slaapsteden, een iegelijk die in zijn oprechtheid gewandeld heeft.”
Een raad die we willen geven, is: Treur nooit onmatig bij de dood van een gelovige, al was hij ook de uitnemendste en nuttigste mens die ooit geleefd heeft. Het sterven is het grootste gewin voor hem. Er spreekt veel eigenliefde uit wanneer wij méér ingenomen zijn met het voorrecht en de weldaden die wij door hun leven hebben dan met de gelukzaligheid en de heerlijkheid die zij ontvangen door hun sterven.
In de eerste tijden van de christelijke kerk, toen God het vonnis des doods had uitgesproken over hun tijdelijke welvaart, stelden christenen een hoger prijs op de dood dan zij nu doen. Bedenk dit, dat de dood in één ogenblik doet wat geen genadegaven, plichten of inzettingen voor een mens kunnen doen in de ganse tijd van zijn leven. De christen wordt in zijn sterven verlost van verdorvenheden en verzoekingen, waarvan genadegaven of genademiddelen hem niet konden bevrijden.
Toen Abraham treurde over zijn gestorven Sara, treurde hij met mate. Wij lezen (Genesis 23:2) dat hij haar beweende. De Hebreeuwse tekst houdt in dat hij slechts een weinig over haar weende, niet omdat zij toch oud en afgeleefd was, zoals sommige rabbijnen zeggen, maar omdat haar sterfdag haar beste dag was. Zo ook voor Luther: toen Luther, dat vermaarde instrument in de hand van God, zijn dochter begroef, werd niet gezien dat hij één traan stortte.
Thomas Brooks, predikant te Londen
(”De sterfdag van een gelovige is zijn beste dag”, 1672)