Column: Geloof is privé, maar privacy wordt ingeperkt
Het geloof is een privézaak. Voor samenleving en overheid gelden andere wetten. Geloof is iets voor in het hart en achter de voordeur. De seculiere wereld wordt niet moe om hierop te hameren. Je mag best geloven, maar houd het dan wel voor jezelf. Geloven is privé. Geloven doe je maar als je alléén bent. En in één adem fluistert de wereld erachteraan: „En ik zorg er wel voor dat je nooit alleen bent.”
Dit lukt vooralsnog uitstekend. Via onze smartphone, de nimmer aflatende stroom van nieuws, berichtjes, verstrooiing of anderszins, kennen we geen rust, eenzaamheid of privacy meer. Tijd voor meditatie en gebed verdampt. Of ons hoofd zit zo vol met flitsen en onrust dat we niet eens meer weten wat we eigenlijk bidden, en laat staan tot Wie. Dodelijk voor de omgang met God.
C. S. Lewis waarschuwt heel concreet voor deze risico’s in zijn toespraak ”Leden van elkaar” (1945). Hij deed dit nota bene in verband met de opkomst van de radio. Mede vanwege dit in onze ogen simpele apparaat constateerde Lewis dat de wereld waarin wij leven een dodelijk gebrek aan eenzaamheid, stilte en privacy kent, en daardoor een dodelijk gebrek aan meditatie en echte vriendschap.
Het geloof als privézaak houdt mij ook als politicus bezig. Onze overheid heeft op allerlei manieren het geloof tot een privézaak gebombardeerd. En tegelijkertijd maakt zij via geraffineerde sleepwetten en camera’s een eind aan alle privacy. Wat betekent dit voor christenen en waar loopt dit op uit?
Reformatorische christenen lopen niet zo te hoop tegen uitbreiding van allerlei bevoegdheden van de overheid om informatie over burgers te verzamelen. Veiligheid en de strijd tegen islamitische terreur vinden we belangrijker. Op de een of andere manier geven christenen vrij gemakkelijk de nodige privacy op om hun gevoel van veiligheid te vergroten. Dat is best apart. Vanuit de geschiedenis, maar zeker vanuit Gods Woord, weten we dat ook een overheid zich kan ontpoppen tot een vijandige macht. Sinds de zondeval zien we dat macht corrumpeert, en totale macht totaal corrumpeert. Uiteindelijk is het nog maar de vraag of we banger moeten zijn voor de islam of voor een strikt seculiere overheid die tot in onze huiskamers en mobieltjes haar tentakels en voelsprieten heeft.
Uit angst voor de dreiging van islam en terrorisme leveren we heel ons hebben en houden, inclusief onze privacy, uit aan de overheid. Trappen we niet in een van die meesterlijke krijgslisten van de duivel? Hij stelt een bepaalde dreiging zo zwart voor dat we met open ogen in een andere val van hem stappen. De antichrist werkt altijd zo dat we hem niet bespeuren. Onder ons draagt hij bij voorkeur een zwart pak of loopt hij rond in een vertrouwenwekkend uniform. Hij spreekt vrome woorden vanaf de kansel of bidt in een nederige gestalte naast ons in de kerk. Als iets goed voelt, lopen we zomaar aan zijn hand.
Maar moet een christenpoliticus zich dan tegen iedere aantasting van onze privacy verzetten? Daarmee dienen we slechts de belangen van terroristen en ander kwaadwillend volk. Dat is evenzeer ongewenst. Dit zijn in wezen onoplosbare dilemma’s. Welke lijn je ook kiest, als christenpoliticus doe je het nooit helemaal goed.
Gelukkig past hier uiteindelijk een ontspannen berusting. Christenen wordt geen ongestoord leven beloofd. Maar als het erop aankomt, zijn wij onkwetsbaar voor zowel een antichristelijke islam als voor een antichristelijke overheid. Lewis wijst daarop in genoemde toespraak. Christenen hebben de Bijbelse belofte dat ze slangen zullen oppakken en iets dodelijks drinken en dan toch in leven blijven (Markus 16:18). Er is geen enkele reden om ons te laten leiden door angst of door onoplosbare dilemma’s. We hebben wel iets beters te doen. De Schotse dichter William Dunbar verwoordt dat zo: „Man, please thy Maker and be merry; and give not for this world a cherry.”
Lewis noemt dit „aanstekelijk nonchalante” dichtregels. Het lijkt mij bij uitstek het pelgrimslied voor christenen in de eindtijd. Niet Big Brother, maar onze hemelse Vader houdt Zijn oog op ons gericht.
Ondertussen houden christenpolitici hun ogen natuurlijk goed open. Een overheid die geloof bestempelt als privézaak en vervolgens een eind maakt aan alle privacy, kunnen we niet zomaar op haar blauwe ogen vertrouwen. Christenen zullen in geen geval gevrijwaard blijven van druk of beproeving. Maar het maakt wel uit of dit plaatsvindt vanwége onze onoplettendheid en slapheid of ondánks onze gelovige inspanningen.
Mr. D. J. H. van Dijk is lid van de Eerste Kamer voor de SGP. Reageren? rubriekforum@refdag.nl