Christelijke vrijheid
Galaten 5:13a
„Want gij zijt tot vrijheid geroepen, broeders; alleen gebruik de vrijheid niet tot een oorzaak voor het vlees.”
Van alle natuurlijke dingen raakt er niet één aan de ziel, hetzij om haar vrij te maken, hetzij om haar gebonden te doen zijn. Zo zal het de ziel in geen enkel opzicht van voordeel zijn of het lichaam met heilige klederen, naar de wijze van de geestelijken, is versierd, dan wel in gewijde plaatsen vertoeft of zich bezighoudt met heilige uitoefening van plichten. Of dat het bidt, vast, zich van zekere spijzen onthoudt of welke werken ook doet die door en in het lichaam kunnen worden gedaan.
Er zal nog heel iets anders nodig zijn voor de ziel om haar gerechtigheid en vrijheid te verzekeren. Want de dingen die ik daar noemde, kunnen onderhouden worden door welke onvrome dan ook. En uit het beoefenen ervan kunnen alleen hypocrieten geboren worden. Daartegenover staat dat het de ziel geen kwaad zal doen of het lichaam al bekleed is met ongewijde klederen, in ongewijde plaatsen verkeert, gewoon gemeenschappelijk eet en drinkt en met geen vasten zich inlaat, niet met luider stem bidt en al die dingen nalaat die door bovengenoemde hypocrieten plegen gedaan te worden.
Maarten Luther,
hoogleraar in Wittenberg
(”De vrijheid van een christen”, 1520)