Column: „Belasting is diefstal”
Vorige week rekende ik in Frankrijk ons campingverblijf af. Nog geen 20 euro per nacht, dat is geen geld voor een vakantie. Ook de toeristenbelasting van € 0,45 per volwassene per nacht telde ik zonder morren neer. Ook over de grens geldt immers: geef de keizer wat des keizers is.
De meesten zullen er met mij niet bij stilstaan waarom we eigenlijk belasting betalen voor, in dit geval, kamperen. ”Toeristenbelasting” klinkt ons logisch in de oren, en van een luttele 45 eurocent liggen we niet wakker. De rechtvaardigingsgrond voor toeristenbelasting, lees ik bij thuiskomst in een bijdrage van een belastingadviseur in deze krant, ligt in de kosten die een gemeente maakt om mij en mijn gezin te herbergen. De camping betaalt een klein bedrag voor bijvoorbeeld de gemeentelijke voorzieningen en het schoonhouden van de leefomgeving, en mag dit aan mij als onwetende toerist doorberekenen.
Nederlanders zijn in de regel nogal afkerig van belastingen. Wie kent niet de gesprekken op een verjaardag waarin het gaat over de belastingcenten van de hardwerkende Nederlander die in ‘Haagse’ zakken belanden? Inkomstenbelasting, overdrachts- en erfbelasting, om er een paar te noemen, kan zich in weinig enthousiasme verheugen. Belasting: we betalen er het liefst zo min mogelijk van, in het uiterste geval zelfs door creatief te boekhouden, zwart te werken of anderszins belasting te ontduiken.
Onlangs kwam in het nieuws dat rijke Nederlanders een nieuwe manier hebben gevonden om de belasting op vermogen te omzeilen. De route draagt de naam ”fonds voor gemene rekening”. Het fonds onttrekt zich aan de vermogensbelasting in box 3, waardoor men alleen over de werkelijke inkomsten belasting is verschuldigd. Leden van de Tweede Kamer noemden deze nieuwe belastingvlucht in een vragenronde aan de staatssecretaris „onwenselijk en onethisch.” De Belastingdienst kan de stroom aanvragen voor een fiscaal nummer voor genoemd fonds inmiddels nauwelijks aan.
In sommige ‘libertaristische’ kringen (met exotische namen zoals minarchisten, anarcho-kapitalisten en objectivisten) zou men belastingen het liefst helemaal afschaffen. Daar vindt men ze regelrechte diefstal. Door belasting te heffen, zo redeneert men, schendt de overheid het eigendomsrecht van het individu. Niemand heeft ooit uit vrije wil aan de overheid toestemming gegeven om belasting te innen, of het nu is over inkomen, een erfenis of levensmiddelen. En wat is deze wederrechtelijke toe-eigening van belastinggeld anders dan diefstal?
De door libertaristen op handen gedragen Frédéric Bastiat (1801-1850) –er is in Nederland een gelijknamige, libertaristische stichting– hield er meer genuanceerde ideeën op na. De bij ons weinig bekende Bastiat was een Franse conservatief-liberale denker met een onwankelbaar geloof in de goddelijke ordeningen voor de samenleving. Hoewel Bastiat een voorvechter was van een zo klein mogelijke overheid en een minimum aan belastingen, beschouwde hij belastingheffing niet per definitie als diefstal. Integendeel, belastingen waren zijns inziens onontbeerlijk voor een welvarende samenleving. Zonder belastinggeld immers geen nationale veiligheid en collectieve goederen. Wel was hij zeer beducht voor wat hij noemt ”gelegaliseerde plundering”.
De kwestie die Bastiat bezighield, is wanneer rechtvaardige belastingheffing overgaat in georganiseerde, grootschalige diefstal door de overheid. Ook voor de dienaresse Gods geldt namelijk het gebod „gij zult niet stelen”! De kernvraag is of de belastingbetaler genoeg waar voor zijn of haar belastinggeld krijgt. Het mag niet zomaar in de portemonnee van anderen verdwijnen. Belasting is in de ogen van de Franse denker een vorm van uitwisseling tussen individu en overheid. De burger draagt een deel van zijn bezit over aan de overheid om in ruil daarvoor publieke goederen en diensten van een minstens zo grote waarde terug te krijgen. Want sommige zaken laten zich het beste op overheidsniveau regelen.
Belastingheffing ontaardt volgens Bastiat in gelegaliseerde diefstal als er onnodig veel belasting wordt geheven. Of belasting voor zaken die beter door de burgers zelf kunnen worden geregeld. Of voor zaken die de belastingbetaler überhaupt geen direct of indirect voordeel brengen. Dit is, los van andere (naar mijn smaak al te liberale) ideeën die de Fransman erop nahield, een verstandige belastingfilosofie.
Waarschijnlijk had Bastiat toeristenbelasting, in een tijd dat massatoerisme nog niet bestond, een lachwekkend verschijnsel gevonden. Maar om € 0,45 per nacht onder gelegaliseerde plundering te scharen, gaat wel erg ver. Wie voor dat geringe bedrag gebruik mag maken van de voorzieningen en diensten van een pittoresk Frans dorpje, krijgt ontegenzeggelijk waar voor zijn geld.
Dr. J. W. Hengstmengel is werkzaam aan de Tilburg School of Catholic Theology. Zijn onderzoek richt zich op de verhouding tussen theologie en economie.