Anje de Heer: Speciale plaats voor de preek is onmisbaar
De preekstoel raakt uit de mode. Steeds vaker verkiest een voorganger het podium boven een kansel. „De les van de geschiedenis is dat de preekstoel voor alles een práktisch meubel is”, aldus Anje de Heer. „Maar de les van de geschiedenis is ook dat er wel een speciale plaats moet zijn vanwaar de preek geschiedt.”
„De kerkdienst is geen conferentie, de preek geen presentatie, de prediker geen spreker”, schrijft de medewerkster van het Steunpunt Liturgie van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) in EREdienst, het blad van de Vereniging van Gereformeerde Kerkmusici (VGK). „In een liturgische context is er iemand aan het woord op basis van een ambt en naar aanleiding van de Schriften. Dat vraagt om een speciale liturgische plaats vanwaar de preek geschiedt.”
De Heer deed een „bescheiden peiling” onder een aantal GKV-predikanten. Ze vroeg hoe zij de preekstoel zien: is de „houten broek” een symbool, een praktisch ding, een sta-in-de-weg, een achterhaald concept? Uit de reacties van vijftien respondenten kwam volgens De Heer één invalshoek het sterkst naar voren: communicatie. „Op twee manieren: de preekstoel als afstandschepper en obstakel maar ook als middel dat nodig is vanwege zichtbaarheid, verstaanbaarheid en overzicht.”
Een enkeling stelde dat de preekstoel veiligheid biedt. Eén respondent noemde de kansel een symbool van het „tegenover” van het Woord. Opvallend noemt De Heer dat de predikanten „amper overwegingen van liturgische aard” maken.
Naar aanleiding van de peiling schrijft ze over de geschiedenis van de preekstoel, die in de huidige vorm dateert uit de late middeleeuwen. Na de Reformatie verschoof het meubelstuk van de zijkant van het kerkschip naar een centraal punt. Later werd de kansel vooral bij de kerken van de Afscheiding en de Doleantie „het belangrijkste kerkmeubel.”
Aan het eind van de vorige eeuw raakte de kansel „in sommige kerkelijke tradities” in diskrediet, vanwege een veranderde visie op preek en voorganger. De laatste wordt gezien als „de vaste presentator”; een preekstoel creëert dan „ongewenste afstand.”
Naar aanleiding van haar relaas roept De Heer op tot bezinning. Ze bepleit nuchterheid, maar stelt ook dat de plaats vanwaar de preek wordt gehouden wel degelijk van liturgisch belang is.