Verlegt hooggerechtshof VS zijn koers?
Het was alsof de negen rechters van het Amerikaanse hooggerechtshof maandag, net voordat hun zomervakantie begon, nog even een lijstje van klusjes wilden afwerken. Op één dag namen ze verschillende belangrijke beslissingen, waaronder één die president Donald Trump zeer bevalt en twee die conservatieve Amerikanen als gunstige voortekenen zien.
Tegen de verwachting van velen in vernietigde het federale hof de besluiten van lagere rechtbanken dat Trumps inreisverbod voor reizigers uit Jemen, Sudan, Somalië, Syrië, Libië en Iran in strijd met de grondwet is. Hij mag zijn plannen nu toch deels uitvoeren.
De rechters gaven ook groen licht voor een gedeeltelijke uitvoering van een maatregel om vluchtelingen te weren. Weliswaar stelden ze restricties aan de maatregelen, maar de uitspraak is een morele steun in de rug voor Trump.
Het feit dat de magistraten de president deze ruimte voorlopig geven, is een signaal dat het definitieve besluit, dat later dit jaar wordt verwacht, ook weleens positief voor Trump kan uitpakken. Opvallend daarbij waren de stemverhoudingen binnen het hof: alle negen rechters staan achter de voorlopige uitspraak. Dat was een verrassing.
Taart
De tweede, minstens zo opmerkelijke beslissing was dat het federale hof de zaak van banketbakker Jack Phillips uit Denver (Colorado) gaat bekijken. De eigenaar van Masterpiece Cakeshop staat in de wijde omgeving bekend als een ware kunstenaar als het gaat om bruidstaarten. Hij weigerde in 2012 een taart te maken voor het bruiloftsfeest van een homostel omdat hij op grond van zijn geloof bezwaar had tegen het homohuwelijk.
Daarom werd hij veroordeeld door de mensenrechtencommissie van de staat Colorado. Phillips zou zich schuldig hebben gemaakt aan discriminatie. Als gevolg van de uitspraak zag de bakker zich genoodzaakt het maken van taarten te staken, wat een omzetderving van 40 procent betekende.
Het besluit van het hooggerechtshof om het beroep van Phillips ontvankelijk te verklaren, is bijzonder. Het hof besloot immers in 2015 zelf het homohuwelijk te erkennen. Daardoor konden individuele staten het niet langer verbieden. Deze uitspraak leidde er ook toe dat bedrijven die weigerden mee te werken of diensten te verlenen aan de huwelijksplechtigheden van homoparen, in de problemen konden komen. In 22 staten is het expliciet verboden om de klandizie van homo-bruidsparen te weigeren. Zoals in de staat Oregon. Daar moest het bakkersechtpaar Aaron en Melissa Klein 135.000 dollar boete betalen en zijn zaak sluiten omdat het geen taart wilde maken voor een huwend homopaar.
Het feit dat het federale hooggerechtshof het beroep van bakker Phillips uit Denver ontvankelijk heeft verklaard, wil nog niet zeggen dat de tegenstanders van het homohuwelijk een overwinning hebben behaald. Daarvan kan pas sprake zijn bij een definitieve uitspraak. De opperrechters zullen daarvoor eerst de zaak moeten onderzoeken. Maar, anders dan bij eerdere, vergelijkbare kwesties, is er wel een opening.
Kennelijk zien de rechters aanleiding om zorgvuldig af te wegen of het grondwettelijk recht op godsdienst- en gewetensvrijheid van ondernemers niet te veel in het gedrang komt. Als ze dat inderdaad –later dit jaar, of begin volgend jaar– constateren, kan dat verstrekkende gevolgen hebben voor alle staten van de VS. Een uitspraak van het federale hooggerechtshof moet immers door alle vijftig staten worden gerespecteerd. „Alleen al het feit dat het hooggerechtshof de zaak serieus wil bekijken, zien we als een doorbraak”, zegt een woordvoerder van de Zuidelijke Baptisten – de kerk waar de bakker uit Denver toe behoort.
Subsidie voor kerken
Een derde belangrijke besluit was de definitieve uitspraak van het federale hooggerechtshof dat kerken ook aanspraak kunnen maken op overheidssubsidie als het gaat om niet-kerkelijke activiteiten. De lutherse kerk van de Drie-eenheid van Colombia (Missouri) had in 2012 subsidie aangevraagd voor het onderhoud van het gravel van de speelvelden bij de kerk. Dat werd geweigerd.
De opperrechters hebben nu in meerderheid uitgesproken dat dit onterecht is: kerken kunnen voor hun niet-geestelijke activiteiten en programma’s financiële ondersteuning van de overheid vragen en krijgen. De uitspraak wordt door evangelicals in de VS gezien als een belangrijke mijlpaal in de actuele discussie over de verhouding tussen kerk en staat.
De Alliance of Defending Freedom (ADF), die de diverse beroepsprocedures begeleidde, vindt het te vroeg om te zeggen dat het federale hooggerechtshof een andere koers kiest. In sommige Amerikaanse media wordt dit gesuggereerd en in verband gebracht met de recent benoemde nieuwe opperrechter Gorsuch, die op het terrein van prolifevragen en godsdienstvrijheid een meer behoudend standpunt inneemt. De ADF wil voorzichtig zijn, maar vindt de beslissingen van deze week in ieder geval hoopgevend.