Louise Henriëtte, een naam om te onderstrepen
In het Duitse Oranienburg is vorig week kort stilgestaan bij de 350e sterfdag van Louise Henriëtte van Nassau. Niet direct een bekende naam, maar wel een die in de Oranjestamboom moet worden onderstreept.
Louise Henriëtte (1627-1667) was de oudste dochter van prins Frederik Hendrik en Amalia van Solms. Als zij de huwbare leeftijd bereikt, hebben haar ouders een vooraanstaande positie binnen de Europese adel verworven. Louise Henriëtte wordt in dat spel ook gebruikt. Daarom dwarsboomt Amalia een relatie van haar met Henri Charles de la Trémoille, prins van Talmant, op wie Louise Henriëtte zeer verliefd is. Hij past niet in de huwelijksstrategie van de moeder van Louise Henriëtte.
Amalia probeert haar te koppelen aan de prins van Wales, de latere koning Karel II van Engeland. Dat plan gaat echter niet door.
Gekoppeld
Daarop wordt Louise Henriëtte gedwongen –in 1646– te trouwen met een andere achterneef keurvorst Frederik Willem I van Brandenburg. Louise Henriëtte heeft geen andere mogelijkheid. „’t Is te beklagen dat ick om sijn geltz wil en een weinich landt soo ongeluckig moet sijn en verkogt worden. Och, wast ick doch doot of wast ick eene bouerin soo mocht ick doch iemantz nemen die ick kende nae mijn sinn en die ick liefhad”, schrijft ze.
Al met al wordt het toch nog een goed huwelijk. Louise Henriëtte staat haar man waar mogelijk terzijde.
De eerste jaren van het huwelijk wonen de twee in Kleef, omdat Brandenburg bezet is door de Zweedse troepen. In 1648 reist Louise Henriëtte uiteindelijk naar Brandenburg, een leeg, arm, agrarisch gebied.
De twee blijven sterk op de Nederlanden georiënteerd, ook omdat de keurvorst zelf in de Lage Landen een deel van zijn opleiding heeft gehad. Beiden proberen het gebied te cultiveren. Louise Henriëtte zet zich erg in voor de verbetering van de landbouw in Brandenburg. Zij importeert er de eerste aardappels, laat boerderijen bouwen en nodigt deskundige Nederlandse boeren uit zich in het gebied te vestigen.
In 1650 schenkt de keurvorst zijn vrouw Louise Henriëtte een landgoed. Daar laat zij in Hollandse stijl het slot Oranienburg bouwen door vaklieden uit de Nederlanden.
Weeshuis
Louise Henriëtte blijft twee jaar kinderloos. Zij legt daarop een gelofte af: als zij een kind zal krijgen, zal zij een weeshuis bouwen. En zo geschiedt. Oranienburg krijgt zo zijn eerste weeshuis. Het is wel gericht op kinderen van wie de ouders de gereformeerde belijdenis aanhangen.
Louise Henriëtte krijgt zes kinderen: Willem Hendrik (1648-1649), die sterft terwijl hij nog geen twee jaar oud is; Karel Emiel, (1655-1674); Frederik III van Brandenburg (1657-1713), later Frederik I van Pruisen; Hendrik (19 november 1664-26 november 1664); Lodewijk, prins van Brandenburg (1666-1687). Vijf van haar kinderen worden niet ouder dan 21 jaar. Alleen Frederik krijgt zelf nakomelingen. Van hem stammen de latere koningen van Pruisen en keizers van Duitsland af.
Godvruchtig
In 1667 wordt Louise Henriëtte ziek. Wekenlang ligt zij op bed. Ze voelt haar einde naderen. Ze zegt: „Ik heb wel geen reden om naar mijn dood te verlangen; ik bemin de keurvorst, mijn heer, hartelijk en zo ook mijn lieve kinderen; maar ik wil gaarne mijn God gehoorzaam wezen.”
Op 18 juni 1667 sterft zij op veertigjarige leeftijd. Haar man blijft bedroefd achter. Een Franse diplomaat die haar in 1657 ontmoet, omschrijft haar als „zeer godvruchtig en ijverig in haar gereformeerde religie.”
Zij wordt bijgezet in de grafkelder van de Hohenzollerns in de dom van Berlijn. Daar is haar kist nog te vinden.
De keurvorstin laat een flinke erfenis na. Belangrijk onderdeel daarvan vormen haar geestelijke liederen. Of vier aan haar toegeschreven kerkliederen –waaronder ”Jezus is mijn toeverlaat”– van haar zijn, wordt betwijfeld. Waarschijnlijker is dat zij de opdrachtgeefster of inspirator voor de gezangen is geweest.
Louise Henriëtte, een naam om te onderstrepen
x
„Gods vrede en genade is zo veel beter”
Een citaat van Louise Henriëtte over haar rijkdom in het licht van de Bijbel: „Ik ben wel een vorstin, jong, bemind en bezit alles wat de wereld met lust gadeslaat, maar wat mijn leeftijd aangaat, hoe weinig jaren mag nog wel mijn leven duren, en dan ook nog in een zwak lichaam! (…) Wat is toch onze ganse schat en al onze roem anders dan stof en as, een lichte en krachteloze spijze, een ijdele glans, een bedrieglijke schijn en een gewicht dat ons onophoudelijk naar de aarde trekt. Ik heb ondervonden en ondervindt het nog hoe veel beter de vrede mijns Gods, de ervaring van Zijn liefde en de verzekering van Zijn genade is.”