Overheden
Filippenzen 1:27a
„Alleenlijk wandelt waardiglijk het Evangelie van Christus.”
De overheden moeten waardig het Evangelie van Christus wandelen. Want als iemand gelegenheid heeft om de waarheid te verheerlijken, dan zijn het degenen die God macht en aanzien in deze wereld gegeven heeft.
Zij doen dat wanneer zij zich veel oefenen in het Woord van de Heere en daarin al de dagen van hun leven lezen. „Dat dat van hun mond niet wijke, maar dat ze het overleggen dag en nacht”; en dat niet slechts om te weten, „maar om waar te nemen en te doen, naar alles wat daarin geschreven is (Deuteronomium 17:19; Psalm 18).
Zij doen dit wanneer zij tonen dat zij zich aan het Evangelie onderwerpen, de Zoon door gehoorzaamheid kussen, de Heere dienen met vrezen, en zich voor Hem verheugen met beving. Daartoe wekt de psalmist David hen inzonderheid op. Dat heeft hijzelf met zijn gehele hart betracht (Psalm 2:11). Het valt op hoe verheugt hij is –hoewel hij na zijn vervolgingen driemaal tot koning gezalfd is– als zijn hart en dat van zijn volk ontstoken zijn om die dingen te doen die tot de dienst en tot de heerlijkheid van God behoorden (2 Samuel 6:14, 15, 16, 19). David is een voorbeeld voor alle regeerders die de Koning der koningen navolgen in het voorgaan van het volk in gerechtigheid.
Abraham van de Velde, predikant te Middelburg
(”Wonderen des Allerhoogsten”, 1669)