Vriendschap
Handelingen 3:25a
„Gijlieden zijt kinderen der profeten en des verbonds, dat God met onze vaderen opgericht heeft.”
God heeft aan Zijn wonderbare vereniging, vriendschap en verbinding met alle gelovigen de naam van testament gegeven. Hij heeft zich bij dit testament –ter wille van ons zwak en onbevattelijk verstand– in alle delen naar de menselijke gebruiken rond verbonds- en testamentssluitingen gevoegd. God heeft met de mensen een testament of verbond opgericht naar de gewone gang der zaken en naar menselijk gebruik.
Dit tonen de woorden van Mozes uit Genesis 17: „Als nu Abram negen en negentig jaren oud was, verscheen de Heere aan Abram en zei tot hem: Ik ben God, de Almachtige: wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht. En Ik zal Mijn verbond stellen tussen Mij en tussen u en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig Verbond, om u te zijn tot een God en uw zaad na u. En Ik zal u, en uw zaad na u, het land uwer vreemdelingschappen geven, het gehele land Kanaän, tot eeuwige bezitting; en Ik zal hun tot een God zijn. Voorts zei God tot Abraham: Gij nu zult Mijn Verbond houden, gij en uw zaad na u, in hun geslachten. Dit is Mijn verbond, dat gijlieden houden zult, tussen Mij en tussen u en tussen uw zaad na u: dat al wat mannelijk is u besneden wordt…”
Heinrich Bullinger, predikant te Zürich
(”Het verbond”, 1537)