Peiling: nuttig, maar niet onfeilbaar
Terwijl de stemmen nog worden geteld, is de strijd over de waarde van opiniepeilingen al losgebarsten. In diverse staten scoorde Trump fors beter verwacht. Hebben peilers gefaald? Vijf vragen.
Hoeveel verschil is er tussen de opiniepeilingen en het eindresultaat?
Vooropgesteld: nog niet alle stemmen zijn geteld, dus we weten de verschillen nog niet precies. De verwachting is dat Joe Biden landelijk uiteindelijk 4 tot 5 procent voorsprong zal hebben, terwijl de peilinggemiddelden een voorsprong van 7 procent aangaven. Dit valt binnen de foutmarge en is dus niet opzienbarend. Peilingen zijn namelijk geen exacte voorspelling van de einduitslag, maar geven aan dat een kandidaat hoogstwaarschijnlijk binnen een paar procent van de steun in het kiezersonderzoek zal scoren.
De landelijke uitslag zegt echter weinig; de verkiezingen worden immers op staatsniveau beslist. In verschillende staten scoorde Donald Trump veel beter dan in de peilingen werd aangegeven. Opvallend zijn Iowa, Ohio en Wisconsin, waar hij zo’n 7 tot 8 procent beter dan in de peilingen heeft gescoord. Dit valt duidelijk buiten de foutmarge. Anderzijds zijn er ook staten als Colorado, Georgia en Minnesota waar de peilingen heel dicht bij de einduitslag lijken te zitten. Bekend is dat peilen in een specifieke staat lastiger is dan in het hele land. Het gebeurt dus bij iedere verkiezing wel dat er een paar forse missers zijn op staatsniveau.
Zijn de peilingen niet bevooroordeeld en tegen de Republikeinen?
Daarvoor zijn geen overtuigende bewijzen. In 2012 bleek president Obama ongeveer 2 procent beter te scoren dan de peilingen aangaven. Dat is binnen de foutmarge, en laat ook zien dat opiniepeilers niet per se bevooroordeeld zijn ten gunste van de Democraten. Wel weken de peilingen in 2016 en in 2020 af in het nadeel van Trump en zullen opiniepeilers goed moeten kijken of zijn met hun onderzoeksaanpak voldoende Trumpstemmers bereiken.
Toch leek het op basis van peilinggemiddelden of Biden al had gewonnen voor de verkiezingen begonnen.
In sommige media werd inderdaad de overwinning van Biden al bijna aangekondigd. Dat is een verkeerd gebruik van opiniepeilingen en ook een les voor 2024. Peilinggemiddelden kun je het beste beschouwen als ”door je oogharen kijken”: het geeft je een grofmazig beeld van de werkelijkheid. Het idee was vóór de verkiezingen dat er drie opties waren: een ruime overwinning voor Biden, een nipte overwinning voor Biden of een nipte overwinning voor Trump. Dit verhaal is te weinig verteld in de media, terwijl de president nooit volledig kansloos is geweest voor zijn herverkiezing. Dat komt omdat peilingen als een foto van de realiteit worden gebruikt, in plaats van als een ruwe tekening daarvan.
Het verhaal was dat Trump maar 10 procent kans op de zege had. Dan was hij toch al afgeschreven?
Nee. Die kans is deels gebaseerd op het feit dat veel staten sowieso naar de Democraten gaan, waardoor Joe Biden eigenlijk al zeker was van 230 van de benodigde 270 kiesmannen. In veel swing states had hij een kleine voorsprong, wat aangaf dat hij iets meer kans had om deze te winnen dan Trump. Maar Biden hoefde maar drie of vier van deze sleutelstaten naar zich toe te trekken, terwijl de president er ongeveer tien nodig had. Daardoor had Biden op voorhand veel meer mogelijkheden op een verkiezingszege.
Bovendien lag de Democraat ruim voor in de peilingen in bijvoorbeeld Michigan en Wisconsin. Zelfs al zouden de kiezersonderzoeken Trump onderschatten, dan kon Biden hier alsnog de overwinning halen. Dat is exact wat er gebeurde. Ondanks een misser in Wisconsin van 7,5 procent, won Biden hier alsnog. Dankzij deze buffer was het realistisch om Biden 90 procent kans te geven. Trump was niet kansloos, maar vrijwel alle dubbeltjes moesten naar zijn kant vallen om te winnen. Dat kan overigens strikt genomen nog steeds.
Conclusie: met de peilingen is niets mis?
Dat gaat te snel. Natuurlijk moeten opiniepeilers goed kijken of zij hun aanpak kunnen verbeteren. Terugkijkend kan nog meer benadrukt worden dat peilingen soms forse missers hebben. Maar wie –dat geldt ook zeker voor media– in 2024 de peilingen als grofmazig beeld van de werkelijkheid gebruikt in plaats van als foto, heeft er een bruikbaar hulpmiddel aan.