Danken voor een overheid die je dwars zit
Het zal deze dag vaak klinken: hoe kun je dankdag houden als de hele samenleving sinds biddag gebukt gaat onder een ernstige ziekte? Als je geliefden verloor of nog steeds kortademig bent? Inderdaad, dat kan als je beseft dat we nog zó veel meer hebben ontvangen en overgehouden dan we hadden verdiend.
Zo’n antwoord is gemakkelijk uit te spreken. Maar daarmee is het nog niet de taal van het hart. Het is heel begrijpelijk dat op een dag als deze op de bodem van het hart niet alleen verwarring, onrust, pijn en rouw te vinden zijn, maar ook een gevoel van opstand. De vuisten worden dan niet letterlijk gebald, maar het handenvouwen gaat toch niet van harte. Nogmaals, geen wonder. De Bijbel spreekt over een man die oprecht was, vroom, godvrezend en die het kwaad ontweek – en toch de vuisten ophief naar God: Job.
Zo’n gevoel van onvrede kan er ook zijn ten aanzien van de overheid. Wie op een dankdag als deze slechts met een fractie van de gemeente kan samenkomen, met mondkapjes rond moet lopen en niet uit volle borst God de lof kan toezingen – die kan een knagend gevoel van onbehagen hebben over de overheid die de kerken ingrijpende beperkingen adviseert.
Daar is afgelopen maanden veel over geklaagd. Maar is er vandaag ook gedánkt voor die overheid? Die instelling van God waar, volgens de Romeinenbrief, „alle ziel” aan onderworpen behoort te zijn? De kanttekening wijst erop dat dit gebod alle soorten mensen geldt en noemt daarbij één groep in het bijzonder: „ook de kerkendienaren”. Wie die goddelijke macht tegenwerkt, haalt een oordeel over zich.
Paulus schreef deze glasheldere woorden aan geloofsgenoten die gebukt gingen onder het regime van keizer Nero. Desondanks zijn christenen vanouds verdeeld over de overheid. In een spanningsveld tussen roomse onderdrukkers en doperse anarchisten formuleerden de reformatoren een visie op de overheid die ook in coronatijd leerzaam is. Gehoorzaamheid is altijd geboden, behalve wanneer die in strijd is met Gods wet. Desondanks komen juist in deze tijd in christelijke kring rebelse sentimenten naar boven die meer dopers dan reformatorisch zijn.
Kritiek op de overheid is noodzakelijk. Er gaat veel fout in ons land en dat valt in deze commentaren vaak te lezen. Maar vandaag, rondom het Woord, even niet. Dan past dank voor een overheid die de kerken nog steeds niet belemmert en passende maatregelen neemt om de volksgezondheid te bevorderen.
De reformator van de Lage Landen, Guido de Brès, bood geen millimeter ruimte aan burgerlijke ongehoorzaamheid, wees confronterende demonstraties af, bestrafte beeldenstormers en riep op tot voorbede voor een goddeloze overheid. Staande op een ladder bij zijn galg vermaande hij medechristenen die de overheid niet gehoorzaamden. Daarop dankte hij God voor de eer dat hij ter dood veroordeeld werd „om de leer van de Zoon van God.” Dankdag, zonder gebalde vuisten.