Liefdesgeschenk
Johannes 3:16
„Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.”
Wanneer een mens slechts één oog of één voet had en hij wist zeker dat zulks uit goddelijke en vaderlijke liefde geschiedde, dan zou voor zo’n mens dat ene oog of die ene voet veel dierbaarder zijn dan honderd voeten of ogen. Nu zegt Christus met duidelijke woorden dat God ons liefheeft. In verband met deze liefde moesten wij nu al Zijn gaven beschouwen, ze op prijs stellen en in hoge waarde houden. Bijzonder wat door Hem is ingesteld tot onze zaligheid en versterking van ons geloof, namelijk de heilige doop en het hoogwaardig sacrament van het lichaam en bloed van Christus. Dit moest ons, al maakt het voor de wereld weinig vertoning, als het hemelrijk gelden en ons vrolijk en weltevreden doen zijn, omdat het tot ons bestwil door vaderlijke liefde verordend is. Daarom leert Christus ons niet slechts dat Zijn Vader ons wat schenken wil, maar vermeldt Hij er ook bij hoe Hij zulks schenken wil, namelijk uit vaderlijke, goddelijke liefde!
Maar gelijk wij tot nu toe gehoord hebben dat de Gever en het hart van de Gever groot en onuitsprekelijk zijn, zo ook is de Gave of het Geschenk eveneens onuitsprekelijk. Want hier hoort men dat Hij uit zo’n liefde geen gulden, paard, koe, oog of koninkrijk schenkt; geen hemel met zon en sterren, ook niet al het geschapene, maar dat God Zijn Zoon geeft, Die zo groot is.
Maarten Luther, hoogleraar in Wittenberg (”Gods liefde in Christus”, preek uit 1538)