Bijna gered
„Gedenkt aan de vrouw van Lot.” - Lukas 17:32
Over het Koninkrijk der hemelen gaat het gesprek dat de Heere Jezus voert. Eerst met de Schriftgeleerden en Farizeeën. Maar al snel richt de Zaligmaker zich met name tot Zijn discipelen. Hij meent hen te moeten waarschuwen. Het gaat over de tijd die komt. „Er zullen dagen komen…” Het zullen dagen zijn, te vergelijken met die van Noach ooit. En met de tijd van Lot ooit. Toen de Heere met Zijn oordelen kwam, en het vuur en zwavel regende, en Hij allen in Sodom verdierf.
We weten: Lot woonde daar ook. Lot met zijn vrouw en kinderen. Lot kwelde weliswaar zijn rechtvaardige ziel vanwege de goddeloosheid van Sodom. Desondanks maakte hij geen aanstalten om uit de stad te vertrekken. Totdat God Zelf hem eruit dreef. Met harde hand. Maar ondertussen genadig! Bijna omgekomen was hij. En nu toch gered!
Lot vlucht. En zijn vrouw eveneens. Een dringende vermaning krijgen ze mee: „Behoud u om uws levens wil. Zie niet achter u om. Sta niet stil op de vlakte. Opdat gij niet omkomt!”
Wat die vrouw betreft: in het uur van de grote crisis over Sodom wordt ze uit die stad weggehaald. Samen met haar man. Maar ze is niet zoals Lot veilig in Zoar aangekomen. Wel vanuit de poorten van Sodom uitgeleid. Niet door de poorten van Zoar binnengeleid. Hoe het kwam? Ze keek om. Tegen de uitdrukkelijke opdracht in. En toen verstarde ze. Ze werd een zoutpilaar. Op de weg vergaan. En nu zegt de Heere Jezus als hij naar deze geschiedenis verwijst niet: Gedenkt aan de mensen van Sodom. Maar hij zegt: Gedenkt aan de vrouw van Lot! Bijna gered was ze. En nu toch omgekomen!
De Heere Jezus richt zich met deze waarschuwing niet tot de mensen buiten de kerk. Niet tot de goddeloze wereld. Niet allereerst tot de grote zondaren die zich te buiten gaan aan de vuile zonden van Sodom. Maar tot de keurige mensen die om Hem heen staan. De vrome Schriftgeleerden, die het allemaal goed weten. Ja, zelfs tot de discipelen. „Gedenkt aan de vrouw van Lot!”
Wat is haar overtreding in het omkijken? We kunnen het zo goed begrijpen, toch?! Sodom. Ze had er jaren gewoond. Daar was haar huis, haar huisraad. Daar lag een groot deel van haar leven. Daar waren haar buren, haar vriendinnen, haar schoonzoons. We moeten constateren: in Sodom, daar was haar schat. En daarmee haar hart. Haar zonde was haar al te grote gehechtheid aan het hier en nu. Misschien ook wel aan het leven in Sodom. Ondanks de goddeloosheid van de stad. Ondanks ook de kwelling van haar man Lot. Zou ze zich aan dat laatste soms geërgerd hebben? Hoe dan ook: haar hart is niet los van Sodom. Ze was nooit vreemdeling in Sodom geworden.
Wat haar zonde in het omkijken is? Vooral dit: ze gelooft de goddelijke dreiging niet. Ze neemt de geduchte waarschuwing niet serieus. Het was haar met zo veel woorden gezegd: Zie niet om! Want dan zul je omkomen! Ze denkt dat het wel mee zal vallen. Ze neemt de ernst van de goddelijke toorn niet serieus. Ze heeft geen besef wie God wel is: heilig en geducht… Ze onderschat de crisis van het uur.
Vandaag brengt het Evangelie van Lukas ons deze ernstige woorden van de Heere Jezus onder de aandacht: „Gedenkt aan de vrouw van Lot!”