De Christus centraal
Lukas 8:8b
„Wie oren heeft om te horen, die hore.”
We kunnen al onze toespraken met geen ander woord eindigen dan waarmee de Heere nu en dan zijn woorden besloot: Wie oren heeft om te horen, die hore! En: wie het vatten kan, die vatte het. Doch als we geloven, zo zullen wij zeker de heerlijkheid Gods zien, en wij zullen haar ook in de Schrift zien. Zeker zagen de profeten de toekomst soms in gezichten als door een scheur in de hemel en soms in klare woorden, en maakten zij dan weer van het oude beeld een nieuw gebruik; nochtans geeft ons de Schrift een geregelde ontwikkeling van profetieën. Daarom houd ik in dezen (ik zei het reeds elders) veel van de strijdtaktiek van de oude Napoleon, die gewoonlijk al zijn strijdkrachten op één punt, en wel op het centrum, verenigde. In de prediking en voor het eigen hart doet een enkele tekst veel, zeer veel, soms alles; maar in de strijd doet hij niets. Daar moet de gehele Schrift het doen. Waar een leger is, moet een leger tegenover staan; daar is een afzonderlijk mens krachteloos, en zo ook een afgezonderde tekst. Immers, een tekst ontvangt zijn waarheid alleen uit het verband, en het organisme van de Schrift is zo fijn dat de tekst buiten zijn verband dikwijls zijn kracht verliest. Nochtans moeten wij geheel de Schrift samentrekken tot een enig punt, en welk is dat punt? De Christus.
Isaac da Costa, schrijver en dichter te Amsterdam
(”Bijbellezingen”, 1879)