Buigen in Noord-Korea’s ‘cadeautjesmuseum’
Wie ooit in Noord-Korea op vakantie was (wat heet vakantie…), kon er niet omheen: de International Friendship Exhibition, onder toeristen beter bekend als ”het cadeautjesmuseum” van vader en zoon Kim. Is het een museum, of een heiligdom? En wie zei dat Noord-Korea het meest geïsoleerde land op aarde is?
De twee enorme gebouwen -één voor de vader en één voor de zoon- zijn te vinden in het Myohyangsan-gebergte, een indrukwekkend natuurgebied van bossen, rotsen en watervallen. Maar het gaat onze gidsen om de reuzenexposities die er zijn ingericht, waar geschenken worden getoond die buitenlandse gasten ooit hebben meegenomen bij hun bezoek aan Kim Il Sung en Kim Jong Il. En om de suggestie die daarvan uitgaat: kijk eens hoe internationaal vermaard we zijn!
Als leiders van een land dat „het meest gesloten land op aarde” wordt genoemd kun je zo’n kadootjesmuseum wel gebruiken. Als we er met onze bus arriveren, staan er al verschillende groepen Noord-Koreanen te wachten om er binnen te gaan. Alsof de president er zelf nog woont, staan aan weerszijden van de superdikke toegangspoort twee soldaten op wacht.
Zoals ze daar staan, strak voor zich uitkijkend en onbeweeglijk in het gelid, zijn ze de verpersoonlijking van de ’overkill’ aan macht die in dit regime zit opgeslagen. Poppen lijken het. En wie weet? Misschien zitten de echte wachten wel thuis thee te drinken, en hebben ze hun alter ego van kunststof erneer gezet.
Een bordje aan de muur vermeldt wat we kunnen verwachten: 218.435 cadeaus uit in totaal 178 landen en verdeeld over 120 zalen. Eenmaal binnen wordt ons te verstaan gegeven dat er niet mag worden gefotografeerd of gefilmd - camera’s moeten worden ingeleverd bij de balie. Vervolgens krijgen we beschermhoezen uitgereikt om die om onze schoenen te doen alvorens de zalen te betreden, om de stenen vloer niet te beschadigen. En zo stappen we even later als een kolonie eenden langs de vitrines. Is dit soms buitenlandertje pesten?
Achter in een van deze zalen wordt het pas echt menens. Daar troont Kim Il Sung zelf: een reusachtig wit beeld, gezeten op een zetel, met achter hem als een opkomende zon rode stralen die vanuit de vloer omhoog schijnen. De boodschap is duidelijk: hier verheft zich een wereldleider, te midden van zijn potjes, schaaltjes, klokjes, pennen, televisies, computers, vazen, sieraden, spiegels, zwaarden, dolken en nog heel veel meer. En daar sta je dan als nietig toeristje, braaf te wezen op je beschermsloffen! Groepen Noord-Koreanen zijn ons inmiddels gepasseerd, we zien ze stilzwijgend de ene zaal in en de andere uit gaan. Aangekomen bij het beeld moeten ze zich in rijen opstellen en vervolgens is het: buigen.
De geschenken blijken vooral afkomstig uit landen als Cuba, Libië, de toenmalige DDR, de Palestijnse gebieden (Arafat) - kortom landen waar men zelf ook de weg is kwijtgeraakt. Opvallend veel dateert uit de jaren ’50, ’60 en ’70 van de vorige eeuw. In een speciale ruimte staan drie gepantserde limousines die vader Kim in de jaren ’50 cadeau kreeg van Sovjetleider Josef Stalin.
De twee treinstellen die Stalin en Mao Zedong hem schonken krijgen we om onbekende reden enkel op een filmpje te zien.
In het gebouw dat iets verderop is neergezet om de cadeaus van Kim Jong Il te bergen, heerst hetzelfde sfeertje en gelden dezelfde regels - dus ook hier: sloffen aan. Maar liefst 52.494 geschenken uit 162 landen staan in vitrines opgesteld. En ook hier zo’n reusachtig standbeeld met een ’opkomende zon’ op de achtergrond. Uiteraard ontbreken de dubbelbloemige rode begonia’s -de lievelingsbloem van Kim Jong Il- niet. De eerste exemplaren zijn ooit door de Indonesische president Suharto vanuit Bogor meegebracht en als ”kimjongilia’s” aan Kim Jong Il overhandigd.
We wandelen door de afdelingen met geschenken uit China, Japan en tal van Afrikaanse landen. Ook Nederland is vertegenwoordigd: een miezerig bosje kunsttulpen uit 1976, overhandigd door een Ocean Fright Shipping Agency. Bij een zilveren schaal staat zowaar de naam van Madeleine Albright vermeld: als eerste Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken onder Clinton bezocht ze in 2000 Pyongyang. En bij iets dat voor een opgezette kraanvogel moet doorgaan staat „van de religieuze leider van Amerika, Billy Graham” geschreven.
Je vraagt je intussen af wat er in de hoofden van al die Noord-Koreanen omgaat nu ze hier zwijgend voorbijlopen. Als buitenlander heb je genoeg bagage in huis om als medicijn tegen deze oogstrelende verblinding in te zetten, maar wat als je al zo geïndoctrineerd bent? Dan passen al die geschenken toch perfect in wat je al wist van deze ”geniale leiders”?
En geïndoctrineerd wórden ze, de Noord-Koreaanse burgers. Zo zijn indoctrinatiesessies dagelijks terugkerende momenten, net zo gewoon als eten en slapen. Iedere werkdag begint en eindigt ermee, en op zaterdag en tijdens vakanties gaan ze ook door.
Omdat men Noord-Koreanen van de buitenwereld weg wil houden, staan vooral radio’s bij de autoriteiten in een kwaad daglicht. De Russische Noord-Korea-kenner Andrei Lankov vermeldt in zijn boek ”Noord-Korea. Gisteren en vandaag” dat in dit land alleen radio’s te koop zijn die uitsluitend de frequentie van de staatsomroep kunnen ontvangen. Om die te kopen blijft overigens speciale toestemming nodig. En om te voorkomen dat deze radio’s stiekem worden verbouwd tot normale ontvangers -technisch een eenvoudig klusje- organiseert de politie regelmatig en (uiteraard) onverwacht inspecties van de winkels. Thuis is men evenmin vrij om te horen wat men wil. Noord-Koreaanse burgers zijn per buurt georganiseerd in zogenaamde ”volksgroepen” (inminban), waarvan de leden elkaar in de gaten houden. Het hoofd van zo’n groep is persoonlijk verantwoordelijk voor het gedrag van de leden en heeft de bevoegdheid huizen binnen te gaan -al is het ’s nachts- om te controleren op illegale radio’s. Helemaal waterdicht is het systeem overigens niet, getuige de verhalen over burgers die wel naar buitenlandse zenders luisterden. Buitenlandse kranten en tijdschriften zijn niet te koop. Ze zijn er wel, maar worden in de grootste bibliotheken in speciale depots -bestemd voor buitenlandse en politiek subversieve publicaties- bewaard. De toegang tot deze ’kluizen’ wordt geregeld door de politieke politie, en alleen volstrekt gescreende en betrouwbaar bevonden figuren krijgen toegang tot het materiaal.
Of de propaganda effect heeft, hangt niet af van de inhoudelijke overtuigingskracht van wat wordt verkondigd, meent dr. Lankov. Het wordt geslikt bij de gratie van de totale controle, de enorme repressie en het grote isolement waarin burgers leven. Vooral dat laatste weegt zwaar. Zodra er maar enig contact met de buitenwereld is, begint de schijnwereld van dictator Kim af te brokkelen. Lankov zag het de afgelopen jaren gebeuren, nadat Noord-Korea vanwege de economische ellende wel verplicht was om het isolement enigszins op te geven.
Op het zelfde moment nam de scepsis over de propaganda-praat toe, althans onder delen van de elite en onder studenten.
Wie weet komt het er gauw van: dat hordes Noord-Koreanen, uitzinnig van blijdschap om hun bevrijding, door de zalen van het cadeautjesmuseum rennen en grappen maken over Kims vaasjes en pennen.