Gods vaderlijke zorg
Psalm 4:8
„Gij hebt vreugde in mijn hart gegeven, meer dan ter tijd als hun koren en hun most vermenigvuldigd zijn.”
God heeft, toen Hij ons afbracht van al die onbelangrijke en kinderlijke zaken, ons de hemelse dingen openlijk bekendgemaakt en beloofd. Heb daarom met het oog daarop niet te veel bewondering voor de voorbijstromende en voorbijsnellende zaken, maar denk er aan de andere kant niet te gering over. Want Hij laat u niet verstoken blijven van al die dingen. Omdat wij die met een lichaam bekleed en verenigd zijn, ook niet zonder de zegeningen hoeven te leven, deelt God de zaken die ik noemde in rijke mate aan ons toe. Toen hij het had over dat verheven en filosofisch begrip ”voorzienigheid” heeft de profeet niet alleen gezegd: „U hebt mij vreugde in het hart gegeven”, maar ook dat andere eraan toegevoegd: „Van de oogst van het koren en van de wijn en van hun olijven werden zij verzadigd.” Als hij dat zegt, roert hij daarmee een niet klein deel van Zijn voorzienigheid aan, namelijk de voorzienigheid die zichtbaar wordt in alles wat gezien wordt. Want als hij het koren, de wijn en de olijf noemt, noemt hij ook de overvloed in die zaken: de stortregens en de goede orde van de seizoenen, de vruchtbaarheid van het land, de barensweeën en de geboorte van een klein kind, de uitgebreidheid van de dampkring, de loop van de zon en de banen van de maan, de reidans van de sterren…
Johannes Chrysostomus, priester in Antiochië
(”Homiliën”, ca. 390)