Churchill sliep als een marmot in Zwitserland
De bewering dat Zwitserland een bergland is, komt ongeveer overeen met het intrappen van een open deur. Bijna 50 toppen reiken boven de 4000 meter en vormen de pijler van het toerisme. Dat de Verenigde Naties 2002 hebben uitgeroepen tot Internationaal Jaar van de Bergen, was voor de Zwitsers hét moment om een wereldwijde promotiecampagne te starten. Zo krijgt Ronald Naar, Nederlands bekendste bergbeklimmer, de eervolle taak bij zijn landgenoten de belangstelling voor de majestueuze pieken extra aan te wakkeren.
Voor Zwitserland zijn de bergtoppen en gletsjers in de zomermaanden goed voor 9 miljoen overnachtingen van bezoekers uit binnen- en buitenland. Weet de bergromantiek tegenwoordig een groot publiek te bekoren, vroeger was er sprake van het tegendeel. In de tijd van de Romeinen waren de Alpen een oord van opperste ontzetting. Velen beschouwden de bergen als levensgevaarlijk en trokken er met een grote boog omheen. Wat er zich werkelijk in het gebied afspeelde bleef daardoor voor velen onbekend. De in wolken gehulde toppen wakkerden angst en bijgeloof aan. Generaties lang deden allerlei wilde verhalen de ronde. Monsters en vuurspuwende draken bewaakten bergkristallen en goudaders, veroorzaakten in hun woede lawines en lokten verdwaalde bezoekers de Witte Dood in. De Mont Blanc werd eeuwenlang de Mont Maudit genoemd: de Vervloekte Berg.
Onder invloed van zowel het Renaissance- als het verlichtingsdenken veranderde de houding ten opzichte van de Alpenreuzen. Nieuwsgierige lieden slikten de legenden niet langer als zoete koek en begonnen het maagdelijke bergmassief zelf te verkennen. Met bijlen, touwen, lange stokken, korven vol proviand, meetinstrumenten en, heel handig, een keukentrapje om bergspleten te nemen, stortte men zich te voet op dit hachelijke avontuur. Gaandeweg kregen de onderzoekers steeds meer respect voor de natuurlijke schoonheid van het landschap. Zij realiseerden zich ook dat er heel wat misverstanden uit de weg geruimd moesten worden.
Met name Konrad Gessner verdient wat dat betreft een pluim. De wetenschapper uit Zürich voltooide in 1555 een expeditie naar de berg Pilatus. De ”wachter van Luzern” werd angstvallig gemeden, omdat de ziel van de Romeinse landvoogd na zijn dood naar deze ongenaakbare berg verbannen zou zijn. Hij had zich immers aan een godsmoord schuldig gemaakt. Pilatus’ lichaam had men in een bergmeer op de Bründlenalp geworpen, „waar de geest van de vervloekte nog steeds ronddoolt, gillend in het onweer dat om de berg dreunt.” Gessner ontmaskerde niet alleen de absurditeit van deze legende, maar kreeg bovendien een innerlijke drang om elk jaar een berg in de Alpen te beklimmen.
Vakantie
Pas in de achttiende eeuw werden de bergen om hun woeste schoonheid bewonderd. De idee van Jean-Jacques Rousseau -”terug naar de natuur” (een leus overigens waarvan de Zwitserse reispropaganda in 1962 opnieuw dankbaar gebruikmaakte)- miste zijn uitwerking niet. Bij de betere kringen kwam Zwitserland in de mode: men trok naar eenzame watervallen, stille bergweiden en woeste dalen.
Vooral de Engelsen namen het voortouw. Niet verwonderlijk dat Winston Churchill er in 1904 ook zijn vakantie doorbracht. „Het is hier prachtig. Ik slaap als een marmot en heb mij nog nooit zo gezond gevoeld”, schreef het toen 30-jarige Lagerhuis-lid aan zijn moeder.
Behalve deze staatsman liet een schare schrijvers, dichters en componisten zich door de Zwitserse bergen inspireren. Net zo gedreven, al is het dan wat aardser, beschrijft ook Ronald Naar zijn ervaringen met deze witte wereld. Veertig jaar geleden riep het land zijn fascinatie voor bergen in hem wakker. Dat was tijdens een vakantie aan het Vierwoudstedenmeer, waar een 7-jarige Ronald in de ban van de besneeuwde toppen raakte. Na die eerste kennismaking met Zwitserland verzamelde hij van alles en nog wat over het land. Z’n speciale voorkeur resulteerde in diverse plakboeken. Amper 16 jaar beklom Naar al z’n eerste Zwitserse bergtop, de Dufourspitze van de Monte Rosa. Vele zouden volgen. „Een paar jaar geleden heb ik eens uitgerekend dat ik over de hele wereld meer dan 550 toppen heb beklommen. Daarvan ligt, schat ik, bijna de helft in Zwitserland.” Gezien die bijzondere relatie met het bergenland benoemde Zwitserland Toerisme, het verkeersbureau in Nederland, de fanatieke klimmer begin deze maand tot Toeristisch Ambassadeur in het Jaar van de Bergen.
Alle zintuigen
Nergens anders in Europa zijn de bergen tastbaarder dan in Zwitserland. Met 48 toppen van 4000 meter en hoger neemt de staat een unieke koppositie in. Voor de toerist is het eenvoudig om van deze indrukwekkende schoonheid te genieten. Kabelbanen en (panorama)treinen maken de bergen toegankelijk.
Het land is klein (1,2 keer Nederland), de geografische, gastronomische en culturele verschillen daarentegen groot: hemelsbreed is het slechts twintig kilometer van de wijnbergen in het Rhônedal tot het ’eeuwige’ ijs op de Jungfraupas. Tussen een portie polenta in het Maggiadal en een gezellige raclette in het Val d’Anniviers of een bergkruidensalade in het Saanenland is het slechts vier uur treinen. Met een van de ruim 250 bergbanen bereikt men in luttele minuten bergtophotels met vijfsterrenuitzichten.
De nieuwe 84 pagina’s dikke, Nederlandstalige brochure ”Bergen.” bevat, behalve een voorwoord van VN-secretaris-generaal Kofi Annan, 144 bergtips, kriskras door Zwitserland en gerangschikt naar onderwerp: landschappen, natuurwonderen, gletsjers, leren, wandelen, mountainbike, bergbelevenissen, overnachten, gastronomie, bergbanen, reizen met uitzicht, records en evenementen.
Niet zonder reden propageert de mondiale campagne ”Zomer in de Bergen” een vakantie in deze wereld als een belevenis voor alle zintuigen. Hoor de 700 meter hoge Mürrenbachfall, Europa’s hoogste waterval; proef smeuïge biokaas in de Waadtländer bergwereld; voel de weldadige koelte in de gletsjergrot van de Titlis; ruik de sterk geurende lariksbossen in Engadin; zie de 24 kilometer lange Aletschgletsjer, de grootste ijsstroom van de Alpen.
Wereldnatuurerfgoed
Zwitserland beschouwt zijn bergen als een toeristisch kapitaal dat ook voor toekomstige generaties behouden moet blijven. Een tiental bergdorpen is absoluut autovrij (het vervoer geschiedt met paard en wagen of elektromobiel), maar er zijn ook complete berggebieden waar in de verste verte geen verkeer te bekennen is.
Het Schweizer Nationalpark en het Aletschwoud worden van oudsher gekoesterd en beschermd. Ook op internationaal vlak is er nu erkenning. De al eerder genoemde Aletschgletsjer werd op 13 december 2001 samen met de Bietschhorn- en Jungfrauregio uitgeroepen tot eerste Unesco-wereldnatuurerfgoed van de Alpen. Eerder dat jaar was Entlebuch, een afgelegen streek tussen de kantons Luzern en Bern, erkend als eerste Unesco-biosfeerreservaat in Europa. De Zwitserse regering heeft onlangs ook het gebied Monte San Giorgio in Ticino voorgedragen voor de status van wereldnatuurerfgoed. De beslissing daarover wordt eind 2003 verwacht.
De beste en meest milieuvriendelijke manier om de bergwereld te verkennen is nog altijd te voet. Zwitserland is daar uitstekend op berekend, want het land beschikt over een net van meer dan 60.000 kilometer wandelpaden, verdeeld over het laagland en de bergen. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor aanleg en onderhoud, de toeristische instanties voor het promoten van de mogelijkheden en de wandelorganisaties voor de bewegwijzering. Die markering gebeurt door middel van duidelijke en uniforme wegwijzers. Gewone wandelwegen en de wat steilere bergwandelwegen worden zelfs apart aangeduid. Kortom het systeem is zo doordacht, dat verdwalen onmogelijk is. Jong en oud kan deze zomer dus probleemloos bijtanken in de Zwitserse bergen, terwijl koebellen in plaats van autoclaxons de toon aangeven.
Aanvragen van de brochure ”Bergen.” en de folder met vakantiearrangementen: 00800-10020030. Overige informatie: www.MySwitzerland.com (ruim 250 bergtips), www.berge2002.ch of www.unesco.org.