Als tot Kaïn
Genesis 4:10a
„En Hij zei: Wat hebt u gedaan?”
Alle mensen in de wereld zouden in hun zonden blijven, indien die niet ontdekt werden, hetzij eerst of laatst, in kleinere of in een grotere mate, met een onderscheiden of meer verward besef. Hieruit rijzen die belijdenissen van de heiligen: „Nooit dacht ik dat ik zo’n boos hart had. Al had de gehele wereld het mij gezegd, ik zou het niet geloofd hebben, tenzij de Heere het mij had doen gevoelen, en ten laatste ook laten zien. Is er ooit zo’n zondaar als ik, ten minste in het hart, dat Hem gedurig weerstaat, door de Heere in genade aangenomen?”
De Heere Jezus overtuigt de ziel door Zijn Geest, niet alleen van haar zonden in het bijzonder, maar ook van het kwaad. Ja, van het overgrote kwaad van die bijzondere zonden. De Heere Jezus overtuigt van het grote gruwel der zonde. „O booswicht”, zegt de Geest, zoals tot Kaïn (Genesis 4). „Wat hebt u gedaan? Uw zonden roepen tot de hemel. U hebt tegen God gezondigd hebt, ja tegen een oneindige Majesteit, waarvoor u nooit kunt boeten. God kon u reeds lang in het midden van uw zonden afgesneden hebben. Hij kon u verpletteren als een mot, en tot die eeuwige gloed verwezen hebben, waarin u nu reeds enigen ziet, beter dan uzelf bent, die dag en nacht klagen, terwijl Hij u heeft gespaard uit enkel genade!”
Thomas Shepard, predikant te Cambridge (Amerika) (”De gezonde gelovige”, 1685)