Deuk(je) in onze welvaart
Het gezamenlijk inkomen in Nederland daalt dit jaar mogelijk met 6 procent, misschien wel met meer. Nationale versobering. Vroeg of laat gaan we dat merken in de portemonnee. Het betekent een deuk –of zullen we naderhand zeggen: een deukje?– in onze welvaart. Jaren van krimp behoren hier tot de uitzonderingen, maar tegelijk zijn crises van alle tijden. Hoe erg is de huidige in vergelijking met vorige?
Het voelt voor menigeen wat vreemd. Economische teruggang? Iemand die gewoon aan de slag kan blijven, al gebeurt dat in het ‘nieuwe normaal’ soms vanuit huis, heeft er geen last van. De crisis in de sfeer van de volksgezondheid is een ander verhaal. Daar viel in de voorbije maanden de nadruk op, die kwam voor iedereen dichtbij. Het risico om besmet te raken met het coronavirus lag en ligt nog steeds overal op de loer en allemaal kregen we te maken met de contactbeperkende maatregelen.
De malaise op economisch vlak trof tot dusver vooral ondernemers die hun omzet zagen kelderen en degenen, veelal flexwerkers, die hun werk kwijtraakten. De steunpakketten die de overheid optuigde, voorkwamen massale faillissementen en ontslagen. Soms gloort er hoop dat de schade toch minder fors zal uitpakken. President Klaas Knot van De Nederlandsche Bank (DNB) noemde eerder deze maand veel indicatoren „verrassend positief.” Maar recent paste de Europese Commissie de prognoses juist in ongunstige zin aan. En het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) meldde over juni een recordstijging van de werkloosheid: 75.000 erbij in één maand. Verder bleek deze week dat de consument –wiens uitgaven in hoge mate bepalen hoe goed of slecht de economie presteert– de hand stevig op de knip houdt. Voorspellingen blijven lastig, doordat het virus een volstrekt onberekenbare factor is. De berichten over volop nieuwe uitbraken stemmen echter niet optimistisch.
Crises, diepe dalen in de conjunctuur, zijn er altijd geweest. Bijvoorbeeld de tulpencrisis, heel ver terug in de tijd, in de zeventiende eeuw. En de Grote Depressie in de jaren dertig van de vorige eeuw. Verderop: de oliecrisis en de financiële crisis, ook wel aangeduid als kredietcrisis of bankencrisis. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) heeft de actuele recessie inmiddels bestempeld als de Grote Lockdown, vaker horen we van de coronacrisis.
Elke keer is de oorzaak anders: oliesjeiks die de kraan dichtdraaien, onverantwoord gedrag van banken en ditmaal een virus. Geen enkele crisis verloopt ook hetzelfde, de geschiedenis herhaalt zich op dit punt niet. Een draaiboek voor de beleidsaanpak ontbreekt daardoor.
Vergelijken
Toch is vergelijken met voorgaande perioden van economische inzinking natuurlijk gebruikelijk. Laten we eens letten op twee belangrijke graadmeters: de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp) en de omvang van de werkloosheid.
We beleven in ons land vrij zelden een jaar van krimp. Maar 2020 belooft uitzonderlijk te worden. Waarschijnlijk wacht een historische, niet eerder vertoonde dip. Het Centraal Planbureau (CPB) raamde in juni een daling van het bbp (het bedrag dat we met elkaar produceren en, de andere kant van de medaille, verdienen) van zo’n 6 procent. Het IMF is nog somberder en voorspelt een klap van bijna 8 procent. En dan maar hopen dat een heuse tweede golf van de epidemie uitblijft.
Beide prognoses overtreffen in ieder geval ruim de min 3,6 procent van 1931, die heel lang als record in de boeken stond. In 2009, bij de financiële crisis, spande het erom of het zou sneuvelen: in een eerste berekening wel, in een latere versie niet en daarna toch weer wel. Het CBS houdt het na enkele bijstellingen op min 3,7. Tijdens de oliecrisis bedroeg de krimp op het dieptepunt (1982) ‘slechts’ 1,2 procent.
Qua werkloosheid scoren de jaren dertig van de vorige eeuw veruit het slechtst. In een publicatie van het CBS lezen we: „Gedurende vijf jaar zat 17 tot 20 procent van de beroepsbevolking zonder werk.” In de bouw had op enig moment zelfs meer dan de helft van de werknemers geen baan. Bij de oliecrisis lag de piek van de werkloosheid, in 1983, op 8,3 procent. In de nasleep van de financiële crisis noteerden we in 2014 een hoogste stand van 7,4 procent. Naar het heden: in de jongste CPB-raming wordt een verdubbeling voorzien van 3,4 procent in 2019 tot 7 procent in 2021. We verkeerden ditmaal bij de omslag in een uiterst gunstige uitgangspositie.
Sociaal vangnet
Zo goed als de hele wereld belandt in een recessie. Het IMF merkt die aan als de ergste sinds de jaren dertig. Maar cijfers, die de statistische werkelijkheid in beeld brengen, zeggen niet alles. Dat maakt een goede vergelijking lastig. De omstandigheden anno 2020 en die in het verleden zijn totaal verschillend. Nu een krimp van 6 procent betekent voor burgers niet hetzelfde als een forse min bijna een eeuw terug.
Nogmaals het CBS: „De crisis van de jaren dertig was het meest dramatisch. De terugval van de economie in de jaren tachtig en 2009 had minder grote gevolgen voor de bevolking omdat het welvaartsniveau veel hoger lag. Het sociale vangnet was veel breder, de uitkeringen lagen hoger. De crisis hield ook minder lang aan dan in de jaren dertig.” Destijds rijen van werklozen bij de stempellokalen, om een schamele uitkering te ontvangen. Pure armoede. Dat is iets wat we vandaag de dag gelukkig niet kennen. Kortom, een deuk(je) in onze welvaart, maar het kan een stootje lijden.
Grote Depressie
De problemen die zullen uitmonden in de Grote Depressie van de jaren dertig van de 20e eeuw, beginnen in Amerika. In het voorafgaande decennium groeien de economieën wereldwijd uitbundig. Op Wall Street schieten de koersen door het dak, in die euforie beleggen veel mensen met geleend geld.
Het feest eindigt door de beurskrach van 24 oktober 1929, aangeduid als Zwarte Donderdag. Binnen drie jaar verdampt in New York maar liefst zo’n 80 procent van de waarde van de aandelen. Banken raken in moeilijkheden en de crisis slaat over naar andere landen.
Ook Nederland krijgt ermee te maken. Het ondervindt met zijn open economie de gevolgen van de instortende wereldhandel. Die is na verloop van tijd met ongeveer de helft gekrompen. Een van de voornaamste lessen uit die periode: protectionisme, bescherming van eigen bedrijven –hier onder de slogan: ”Koop Nederlandse waar, dan helpen we elkaar”– draagt niet bij tot een oplossing, maar verhevigt de kwaal juist.
De regering predikt zuinigheid, zet in op loonsverlagingen en verkleining van de overheidsuitgaven. Ook met dat beleid versterkt zij de inzinking. Bovendien houdt zij tot 1936 vast aan de gouden standaard. Pas dan schakelt de gulden over op een flexibele wisselkoers, wat betekent dat de munt voortaan kan depreciëren (in waarde dalen), waardoor de concurrentiepositie verbetert en producten van Hollandse makelij qua prijs aantrekkelijker worden voor buitenlandse afnemers.
Ondertussen schrijft de vermaarde Britse econoom John Maynard Keynes de wereld zijn recept voor. Bij laagconjunctuur de bedrijvigheid stimuleren met extra uitgaven, luidt zijn devies.
Al met al kenmerken de jaren dertig zich door een langdurige terugval en massale werkloosheid.
Oliecrisis
De politieke spanningen in het Midden-Oosten lopen op. Najaar 1973 kondigt de Arabische wereld tegen de Verenigde Staten en Nederland, die Israël hebben gesteund in de Jom Kippoeroorlog, een olieboycot af. Ook verhogen zij de prijs, van 3 naar 12 dollar per vat, een verviervoudiging. De mondiale economie, die sterk afhankelijk is van deze brandstof, wordt vol geraakt. De groei zwakt af, gaat hier en daar over in krimp, en de inflatie schiet naar boven, bij ons halverwege de jaren zeventig tot zo’n 10 procent. Om het tij op dit laatste punt te keren, schroeven de centrale banken de rente op, tot ongeveer een zelfde percentage.
In 1979, onder invloed van de islamitische revolutie in Iran, volgt de tweede oliecrisis. De prijs komt boven de 30 dollar. Nederland glijdt weg in een recessie, met als dieptepunt 1982.
Onze economie stond er toch al niet rooskleurig voor. De verzorgingsstaat is flink uitgebreid, mede mogelijk dankzij de aardgasbaten. Het veroorzaakt wat wordt genoemd de Dutch disease, de Hollandse ziekte. De sociale zekerheid, met royale regelingen, veroorzaakt stijgende loonkosten. Er is sprake van een loon-prijsspiraal: werkenden ontvangen vergoeding voor de inflatie via de automatische prijscompensatie in de cao’s. De concurrentiepositie verslechtert daardoor, de werkloosheid grijpt om zich heen.
De ommekeer vangt aan bij de start van het eerste kabinet-Lubbers, november 1982. Werkgevers en vakbonden sluiten het Akkoord van Wassenaar, een van de voornaamste successen van het poldermodel. Het voorziet in langdurige loonmatiging en arbeidstijdverkorting. Om de overheidsfinanciën op orde te brengen, voert Lubbers een straf bezuinigingsbeleid.
Financiële crisis
De financiële crisis breekt uit in de herfst van 2008. Banken in de Verenigde Staten strooien in de jaren ervoor ruimhartig met hypotheken. Als op zeker moment de rente begint te stijgen, kunnen veel huiseigenaren niet langer hun lasten opbrengen. Wanbetaling bezorgt de kredietverstrekkers verliezen. Die hebben de leningen veelal gebundeld en in pakketten doorverkocht. Wereldwijd wordt gehandeld in deze en andere ingewikkelde producten. Op 15 september moet de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers de deuren sluiten. Door de internationale verwevenheid breiden de problemen zich snel uit. Overal raken banken in moeilijkheden, overheden grijpen in met dure steunoperaties. In Nederland wordt ABN AMRO gered door een nationalisatie.
De rampspoed in het financieel systeem werkt door in de reële economie. Burgers en bedrijven verliezen hun vertrouwen en houden de hand op de knip. Consumptie, investeringen en export kelderen, wat in 2009 leidt tot een zware recessie. Regeringen bieden tegengas met forse stimuleringsprogramma’s, de centrale banken verlagen de rente naar telkens nieuwe historische dieptepunten.
In Nederland treedt zelfs een triple dip op: in 2011 en 2012 zijn er weer meerdere kwartalen achtereen met negatieve groeicijfers. Dan hebben we inmiddels te maken met de eurocrisis. Het begrotingstekort in Griekenland is volledig ontspoord. Het land dreigt failliet te gaan, met het risico dat de Europese muntunie uiteenvalt. Athene ontvangt omvangrijke noodkredieten. In 2015 gaat het nogmaals naar een climax. Op de valreep wordt een akkoord bereikt om Griekenland en de euro te redden. De storm luwt. In 2016 keert de Nederlandse economie terug op het niveau van voor de crisis.