Rust gegeven
„…heeft hun de Geest des Heeren rust gegeven…”
Jesaja 63:14m
Rust. Wie is er die niet verlangt naar rust. Rust na een tijd van coronacrisis; rust in een tijd van vakantie. Ja, van nature zijn wij rustzoekers. Door onze diepe val in Adam is ons hart onrustig geworden. En die onrust drijft ons voort. Daarom zoekt elk mens rust. Maar van nature zoeken we de rust buiten God in Christus; de een in de wereld en zijn begeerlijkheden, de ander in uitwendige godsdienst. Ziet u, godsdienst is nog geen Godsvreze en rustzoekers zijn nog geen Godzoekers. Daartoe is het werk van Gods Geest nodig.
De tekst geeft daarvan een kostelijk beeld. „Gelijk een beest dat afgaat in de valleien.” In het Oosten trokken de nomaden van pleisterplaats tot pleisterplaats om voedsel voor hun kudden te zoeken. Daarbij ging het over de hoogten der bergen heen. Daarna daalden de beesten af in de valleien, waar ze voedsel en water vonden en waar ze rust vonden van hun zwerftocht in de schaduw der rotsen. Welnu, „alzo heeft hun de Geest des Heeren rust gegeven.”
In uitwendige zin gold dat het volk Israël. De Heere had hen uit Egypte geleid door de woestijn naar Kanaän. Maar dit geldt inzonderheid Gods Kerk. Naar recht zou de Heere hen kunnen hebben laten liggen in hun val en wegwerpen in een eeuwige rusteloosheid. Maar o wonder van vrije genade, daar is een volk dat besloten ligt in het verkiezende welbehagen des Vaders en in het borgwerk van Christus. Hij is de Rustaanbrenger der Kerk.
Daarom is het dat Gods Geest zondaren uit hun valse rust opwekt en brengt naar de ware rust in Christus. In de wedergeboorte zegt Hij hun de rust op. Een ziel die ontdekt is aan zijn Godsgemis en schuld voor God, vindt geen rust meer, zelfs niet in zijn zielsverdriet. Het wordt ingeleefd: „Rust noch vrede wordt gevonden om mijn zonden.” Onrustig is het hart in ons, totdat het rust vindt in God. Onder Zijn Woord gaat de Heere hen onderwijzen.
Want „hier wordt de rust geschonken.” Het benauwde hart vindt bij ogenblikken rust tegen de vloek der wet als de onrustige ziel de mogelijkheid van zalig worden en de rust in Christus wordt geopenbaard. Tegelijkertijd wordt daarmee de diepste onrust niet weggenomen. Het wordt de verzuchting hoe deze rust nu wordt toegepast aan het hart. Daartoe doet de Heere vastlopen in onszelf. Hij brengt in de onmogelijkheid van zalig worden in onszelf. Om zo de rust in de Rustaanbrenger Christus geschonken te krijgen.
Is het dan klaar? Hebben ze dan altijd rust? Och, het gaat dwars door de woestijn van het leven naar Kanaän. Gelijk een beest dat na ogenblikken van rust weer verder moest trekken, zo leidt de Heere Zijn volk. Hier is het land der ruste niet. Maar eens komt de dag dat de eeuwige rust die overblijft voor het volk van God hun geschonken wordt.
Bent u nog een rustzoeker en geen Godzoeker? Wee de gerusten in Sion. Van hen zegt de Heere: „zo zij in Mijn rust zullen ingaan.” Haast u toch om uws levens wil. De Heere zegge de rust maar op. Een rusteloos volk mag bij ogenblikken rust vinden in de Rustaanbrenger Christus. En in die eeuwige rust mogen ze eindigen in Hem: „Keer mijne ziel tot uwe ruste weder. Gij zijt verlost, God heeft u welgedaan.”