Weerwoord: Beeldenstorm
Wat herinnert aan misslagen uit het verleden moeten we niet uitwissen. Beelden houden ons bij de les.
We kennen de beeldenstorm als historisch fenomeen. In het heden, een tijd die op allerlei manieren een ingrijpende ontwrichting laat zien, maken we kennis met de beeldenstorm als actueel fenomeen. De beelden van standbeelden die door een woedende menigte van hun sokkel worden getrokken, gaan de wereld over. Veelal gaat het dan om mensen die in een ver verleden zich schuldig hebben gemaakt aan vormen van racisme of betrokken waren bij de slavernij en de instandhouding daarvan.
Uiteraard hebben wij het onrecht waaraan ons voorgeslacht zich schuldig gemaakt heeft onder ogen te zien en te erkennen. Daarvan wegkijken is niet alleen onverstandig maar ook moreel verwerpelijk. De Schrift gaat ons zelf voor in het belijden van schuld, ook in verbondenheid met het voorgeslacht. Wie denkt niet aan het intense gebed van Daniël: „Wíj hebben gezondigd, en hebben onrecht gedaan, en goddelooslijk gehandeld, en gerebelleerd, met af te wijken van Uw geboden, en van Uw rechten” (9:5). We mogen niet ontkennen dat er fouten, soms grove en heel pijnlijke fouten zijn gemaakt. Ook door mensen die zich op andere manieren onderscheiden hebben en heel veel betekend hebben voor land en volk. En die om die reden op een sokkel zijn gezet. Wat je daar verder ook van vindt.
We komen niet in het reine met deze vlekken in onze geschiedenis door alles wat eraan herinnert letterlijk weg te vegen. Wie probeert al zijn sporen uit te wissen? Meestal is dat een misdadiger die niet betrapt en niet gevonden wil worden. Wie de vinger legt bij de fouten die zijn voorgeslacht gemaakt heeft en bekent dat het fouten zijn, zal toch geen behoefte hebben om wat eraan herinnert weg te werken? De fouten die we in het verleden gemaakt hebben, mogen niet weer gemaakt worden. Je doet ze echter niet teniet door beelden die eraan herinneren neer te halen. Het helpt naar mijn besef ook niets. Het is zelfs voorstelbaar dat we onszelf hiermee benadelen.
Standbeelden en andere cultuurhistorische uitingen in de publieke ruimte appelleren aan het verleden, aan óns verleden. Een verleden dat we moeten kennen om ervan te kunnen leren. Wie de geschiedenis niet kent, is gedoemd haar te herhalen. Het is een wijsheid die deze dagen nog weleens (terecht) wordt aangehaald. En dan in beginsel in de geest van Psalm 78: „En dat zij niet zouden worden gelijk hun vaders, een wederhorig en wederspannig geslacht; een geslacht, dat zijn hart niet richtte, en welks geest niet getrouw was met God” (78:8).
Ik ga in dit verband voorbij aan het anarchisme, dat hier eveneens zijn kansen ruikt. Er zijn ook lieden die deze discussie aangrijpen om eens los te gaan tegen de gevestigde orde. Daarbij moest zelfs het beeld van Winston Churchill het bijna ontgelden. Dat is een teken van een onthutsende verblinding, die bovendien voorbijziet aan de betekenis van de man in de recente geschiedenis van Europa. Voor dergelijke mensen lijkt alleen het heden ertoe te doen. Terwijl kennis van de weg waarlangs we zijn gekomen wezenlijk is bij het zoeken van de weg naar de toekomst.
Op een ander en beschaafder niveau wordt van „het herschrijven van de geschiedenis” gesproken. Wij kunnen de geschiedenis niet herschrijven, hooguit de geschiedschrijving. En uiteraard is de beschrijving van de geschiedenis altijd voor verbetering vatbaar. Zowel als het gaat over de manier waarop deze beschreven is als voor wat betreft de omissies, tekortkomingen en eenzijdigheden van die beschrijving. Gegeven duidingen moeten herzien worden, belangrijke aanvullingen moeten gepleegd worden. Ik stoor mij in dit verband wel regelmatig aan het moreel superioriteitsgevoel van waaruit men zich die herschrijving dan voorstelt. Ons eigen perspectief op de geschiedenis wordt bepalend. Wij nemen ons voorgeslacht met een bepaald gemak de maat. Zonder ons ervan bewust te zijn dat, als wij in hun tijd geleefd hadden, we naar alle waarschijnlijkheid hetzelfde gedaan zouden hebben als zij. Daniëls gebed spreekt een duidelijke taal.
We doen er mijns inziens nadrukkelijk niet goed aan om wat herinnert aan misslagen uit het verleden uit te wissen. Beelden zijn gestolde herinneringen aan wat geweest is. En ze zijn er goed voor om ons bij de les te houden in het heden. Dat vraagt misschien om een gedeeltelijke herdefinitie van de functie van deze beelden. Dat is eenvoudiger en nuttiger dat ze omhalen. Een monument is naar de oorspronkelijke betekenis een ”herinneringsteken” of een ”gedenkteken”. Laat beelden en andere kunstuitingen, straten en pleinen die namen van groten uit het verleden dragen dát zijn. Opdat we niet zouden vergeten! Het letterlijk wegwerken ervan als pijnlijke historische herinneringen kan er juist toe leiden dan we sneller in herhaling vallen.
De auteur is universitair docent praktische theologie en apologetiek aan het Hersteld Hervormd Seminarie. Weerwoord gaat in op vragen over het christelijk geloof. >>rd.nl/weerwoord