Een veilige basis
Onze zoon Peter (10) vertoont claimend gedrag en vindt het moeilijk duurzame vriendschappen aan te gaan. Hij stelt zich tegenover anderen wantrouwend op. Wij denken dat hij het moeilijk vindt zich aan anderen te hechten. Hoe moeten wij hiermee omgaan?
In de vraag komen verschillende aspecten aan de orde die wijzen op hechtingsproblematiek. Een hechtingsstoornis kan uiteraard alleen door een deskundige worden vastgesteld.
Het opvallendste kenmerk van kinderen die te maken hebben met hechtingsproblematiek is dat ze het moeilijk vinden om met vertrouwen om te gaan. Wanneer er sprake is van hechtingsproblematiek wordt dat vaak zichtbaar in de sociale omgangsvormen die het kind al dan niet weet toe te passen in de praktijk.
Vaak vervallen deze kinderen qua sociaal gedrag in uitersten. Hun gedrag tegenover anderen kan heel claimend zijn of vriendschappen worden juist zonder duidelijke reden verbroken. Deze kinderen zijn allemansvriendjes of stellen zich heel afwachtend op tegenover anderen, zoals gezinsleden en klasgenootjes.
Hun gedrag roept vaak frustraties op. Het is echter belangrijk te beseffen dat deze kinderen niet bij machte zijn hun doen en laten te corrigeren en meestentijds handelen vanuit een extreme behoefte aan veiligheid.
Het doel van hechting tussen het kind en de ouders is dat het kind een gevoel van veiligheid ontwikkelt en een vertrouwensrelatie met zijn verzorgers aangaat. De basis voor deze relatie wordt gelegd in het eerste levensjaar. Er kunnen in dit proces echter allerlei zaken misgaan, waardoor Peter en zijn ouders in een latere levensfase grote problemen ervaren. Het blijft dus voor de rest van het leven belangrijk dat de hechting goed verloopt, omdat deze in het latere leven van het kind ook invloed heeft op de manier waarop het zich hecht aan andere personen.
Evenwicht
Er bestaan verschillende manieren waarop de hechting zich kan ontwikkelen. Bij veilige hechting bestaat er een evenwicht tussen het zoeken van nabijheid en exploratie. Wanneer er echter sprake is van vermijdende hechting, is er minimaal contact tussen de ouder en het kind. Deze hechtingsvorm kan ontstaan als de ouders de behoeften van het kind om wat voor oorzaak dan ook niet (kunnen) bevredigen, waardoor het geleerd wordt zijn heil ergens anders te zoeken.
Bij een ambivalent hechtingspatroon worden de tegenovergestelde kenmerken zichtbaar. Hierbij is sprake van maximaal contact. Het gedrag van het kind is claimend te noemen. Dit komt voort uit onzekerheid van het kind over de reactie van de ouder op zijn gedrag.
Bij dit patroon reageren ouders doorgaans niet of afwijzend op het gedrag van hun kind. Deze vorm lijkt het meest in de buurt te komen bij het gedrag dat Peter vertoont. Hij zal in de praktijk veel behoefte hebben aan positieve bekrachtiging om tegemoet te komen aan zijn onzekerheid.
De laatste vorm van hechting is gedesorganiseerde hechting. Dit is het onveiligste hechtingspatroon. Wanneer hiervan sprake is, voelt het kind zich machteloos in het contact met de ouder. Het heeft geleerd dat het gedrag van vader of moeder onvoorspelbaar of zelfs gevaarlijk is. Als dat het geval is, zijn er doorgaans meerdere, ernstige problemen in het gezin. Te denken valt bijvoorbeeld aan huiselijk geweld.
Gelukkig zijn de meeste kinderen goed in staat zich op een veilige manier aan hun ouders te hechten. Bij sommige kinderen bestaan er echter allerlei risicofactoren die een veilige hechting bemoeilijken. Overigens is het ook mogelijk dat Peter zich aan een van beide ouders wel goed weet te hechten. Mocht dat zo zijn, dan heeft dat een sterk beschermende invloed en geeft dat goede hoop op een positief verloop van zijn ontwikkeling.
Voor het ontstaan van een onveilig hechtingspatroon zijn vaak meerdere oorzaken aan te wijzen. Het kan gaan om factoren die de ouders aangaan, zoals de mate waarin de ouder responsief (adequaat reagerend) en sensitief (gevoelig) is voor de behoeften van het kind. Ouders die zelf geen veilige hechting gekend hebben of kampen met psychische problemen zijn vaak in mindere mate in staat hun kinderen deze veiligheid te bieden.
Wanneer ouders echter zelf wel een stabiele persoonlijkheid hebben, zal het voor hen eenvoudiger zijn zich op een veilige manier aan hun kind te hechten en eventuele problemen die hierbij ontstaan het hoofd te bieden.
Couveuse
Daarnaast kunnen ook factoren in het kind het hechtingsproces bemoeilijken. Zo verloopt dat bijvoorbeeld lastiger als er sprake was van complicaties bij de geboorte, waardoor verblijf in de couveuse noodzakelijk bleek. Daarnaast kan bijvoorbeeld bij huilbaby’s de hechting moeilijker verlopen. In deze situaties zijn er meestal allerlei spanningen aanwezig die de aandacht van de ouders opeisen. Hierdoor bestaat het gevaar dat de aandacht voor een goed hechtingsproces onderbelicht raakt.
Daarnaast speelt het temparament van het kind zeker een rol in het hechtingsproces. Het hoeft echter niet zo te zijn dat door de aanwezigheid van deze risicofactoren er ook daadwerkelijk hechtingsproblemen ontstaan. In de praktijk blijkt namelijk dat de risicofactoren die vanuit het ouderperspectief aanwezig zijn, meestal zwaarder wegen dan de risico’s op kindniveau.
Wanneer er sprake is van een onveilige hechting heeft dit gevolgen voor de andere relaties waar Peter mee te maken heeft. Het is dan namelijk maar de vraag of Peter capabel is op een gewenste manier met vertrouwen om te gaan, en vertrouwen is immers de basis voor iedere relatie.
Het claimende gedrag van Peter geeft zijn behoefte aan bevestiging aan en komt voort uit onzekerheid. Ook bij ouders speelt onzekerheid vaak een rol. Het is daarom van belang de vragen van ouders serieus te nemen en passende informatie aan te bieden. Zij zijn het meest geholpen bij een open en niet beoordelende houding van anderen. In het modelleren (voordoen) van het gewenste gedrag speelt het sociale netwerk namelijk een belangrijke rol. Behalve Peter moeten daarom ook de ouders positief bekrachtigd worden. Iedere ouder doet zijn best en heeft de behoefte gezien en gehoord te worden.
Vaak verstaan ouders en kinderen met hechtingsproblematiek elkaars emotionele behoeften niet. Het hulpverleningstraject is erop gericht hier gevoelig voor te worden. De zorgen zijn meestal te complex om het zonder professionele hulpverlening te kunnen stellen. Er bestaan verschillende behandelingen die ondersteuning bieden bij hechtingsproblematiek. Het hulpverleningstraject bij deze problematiek is echter zwaar en langdurig. Dit wil niet zeggen dat er geen hoop is, maar het vraagt veel tijd.