Theologenblog: Van gedrukte Bijbel naar de Schrift als sacrament
Door de mediarevolutie van de boekdrukkunst werd het protestantisme volgens de Duitse theoloog Dalferth de beweging van een gedrukt boek en dat heeft veel discussies binnen het protestantisme scheefgetrokken.
In juni zou ik naar Bologna gaan om daar op een conferentie een lezing te geven over de Bijbel. Vanwege het coronavirus gaat de conferentie niet door, maar de geplande sessie over Schrift en theologie wordt online gehouden. Daarom probeer ik in deze dagen mijn aandacht te richten op een paar recente boeken over de Bijbel.
Heel interessant is de stelling van de Duitse theoloog Ingolf Dalferth in ”Wirkendes Wort” (2018) dat de Reformatie in de ”val van Gutenberg” getrapt is (Johannes Gutenberg, ong. 1400-1468, was de uitvinder van de boekdrukkunst). De Reformatie was in het begin een evangeliebeweging en een preekbeweging. Maar de tijd van de Reformatie was de tijd van een mediarevolutie, door de uitvinding van de boekdrukkunst. Dankzij die boekdrukkunst is de Reformatie een succes geworden, maar diezelfde boekdrukkunst is ook een val geworden.
Door die mediarevolutie werd het protestantisme volgens Dalferth de beweging van een gedrukt boek en heeft dat veel discussies binnen het protestantisme scheefgetrokken. In de protestantse schriftleer werd de Bijbel als boek een werkelijkheid op zichzelf met eigenschappen zoals duidelijkheid, doorzichtigheid, genoegzaamheid, noodzakelijkheid. De uitspraak dat de Schrift zijn eigen uitlegger is, werd puur tekstueel uitgelegd: de heldere teksten moeten de duistere teksten uitleggen. Vergeten werd dat deze helderheid komt vanuit het Evangelie van Jezus Christus. Het piëtisme met zijn godsdienstige gezelschappen ziet Dalferth als een bijbelleesbeweging die leidt tot een religieuze ontkerkelijking van de Bijbel. Het boek kwam op zichzelf te staan en werd losgemaakt van de context van de kerk en van de liturgie. Toen na de verlichting het historisch bewustzijn groeide, werd de Bijbel steeds meer gelezen als een boek van vroeger. De theologische betekenis die verbonden is met het gebruik dat God vandaag van de Schrift maakt, raakte op de achtergrond. En steeds weer gaat het over de vraag volgens welke methode je dit boek moet lezen en uitleggen. Zo blijft de individuele (on)gelovige alleen achter met zijn eigen Bijbel.
Dalferth wil terug naar Luthers inzet: het gaat om het levende evangeliewoord dat in de liturgie van de kerk wordt gepreekt. Hij maakt onderscheid tussen Gods Woord (Gods spreken waardoor Hij ons zijn liefdevolle aanwezigheid laat horen), de Heilige Schrift (het lezen van Bijbelteksten tijdens de liturgie om het Evangelie te verkondigen) en de Bijbel (het gedrukte boek). Het christelijk geloof is geen boekgeloof, geen beweging van lezers. Centraal staat de directe mondelinge communicatie van het goede nieuws van Jezus Christus. Pas wanneer je vanuit Christus en vanuit de evangelieverkondiging de Bijbel gaat lezen als Heilige Schrift, krijg je toegang tot dat waar het om gaat. Anders blijft de Bijbel een boek uit een ver verleden, dat je op veel verschillende manieren kunt lezen en uitleggen.
Het is zinvol om in een tijd van een andere mediarevolutie te zien hoe de boekdrukkunst christelijk geloof en theologie veranderd heeft. De Lutheraan Dalferth is echter te negatief over het lezen van de hele Schrift als Woord van Christus. Bij Dalferth komen Christus en de Bijbel als boek hierdoor tegenover elkaar te staan. De Bijbel is volgens Dalferth niet geschikt om als geheel te lezen als Heilige Schrift om Gods wet en Gods evangelie erin te horen; er staan in het Oude Testament stukken die niet voor niets nooit in de kerk gelezen worden. Maar dat is volgens Dalferth ook niet erg: het christelijk geloof is immers geen boekgeloof.
Dat Dalferth zich te makkelijk distantieert van de Bijbel als boek, blijkt wanneer je er het werk van een andere theoloog naast legt. Hans Boersma, van Nederlandse afkomst maar tegenwoordig hoogleraar aan Nashotah House in Wisconsin (VS), heeft een prachtig boek geschreven over de exegese van de kerkvaders: ”Scripture as Real Presence” (2017). Ook bij Boersma is duidelijk dat het christelijk geloof niet draait om een boek, maar om Jezus Christus en dat het boek niet losgemaakt kan worden van de activiteit van de drie-enige God zelf. Hij laat echter wel zien hoe belangrijk in de Vroege Kerk de Schrift was, toen nog geen gedrukt maar een handgeschreven boek. De Schrift werd door de kerkvaders gezien als een sacrament. Een sacrament verwijst naar iets anders (naar Jezus Christus), maar tegelijk is Christus in het sacrament wel reëel aanwezig. Zo verwijst de Schrift naar Jezus Christus, het mensgeworden Woord van God, terwijl Christus tegelijk in heel de Schrift, in het Oude en het Nieuwe Testament, werkelijk aanwezig is. Boersma laat zien dat de kerkvaders daarom de tekst van de Schrift heel zorgvuldig lazen, ook als ze dat deden op een voor ons onbegrijpelijke, allegorische manier, omdat in heel de Schrift Christus werkelijk bij ons is. Daarom zochten ze in de teksten van de Schrift de werkelijkheid van Christus. Het gaat dus inderdaad niet om een boek, maar om Christus. Maar de Schrift en Christus staan niet tegenover elkaar: in de Schrift gaat het overal om de werkelijkheid van Christus en in de Schrift is Christus overal werkelijk aanwezig. Zoals in een sacrament.
Hans Burger is universitair hoofddocent systematische theologie aan de Theologische Universiteit Kampen. Hij schrijft dit blog als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.