Het boek Prediker en Covid-19
Het zal niet moeilijk zijn om de geschiedenis van de mensheid als een ”geschiedenis van de angst” te beschrijven. Nog maar een week geleden dachten we terug aan de vijf donkere jaren van bezetting, terreur en deportatie. Op 5 mei 1945 kwam de bevrijding, maar nog niet voor de Nederlanders in ons Indische gebiedsdeel. Om over Oost-Europa maar te zwijgen; daar viel de nacht.
Elke opsomming van dramatische gebeurtenissen in de wereldgeschiedenis doet tekort. Ter illustratie enkele data sindsdien. 1 februari 1953: de watersnoodramp in Zuidwest-Nederland. 11 september 2001: de aanslag op de Twin Towers in New York. November 2015: het terroristische geweld in de Franse hoofdstad Parijs.
Nee, het is niet op te sommen: de epidemieën, de natuurrampen, de gruwelijke oorlogen, de vluchtelingenstromen, de hongersnoden – door de eeuwen heen. De geschiedenis van de mensheid is een geschiedenis van de angst.
In zijn boek ”Luther en de angst van het westen” (1982) verwijst dr. W. Aalders naar de grote negentiende-eeuwse historicus Jacob Burckhardt. Deze „erkende dat de enkeling in het geschiedproces geen plaats had. Alle cultuur en vooruitgang is betaald met het lijden en de ondergang van talloze individuen. Het bijbelboek dat hem het meest aansprak, was daarom Prediker. Hoe vaak onderbrak hij het gesprek niet met de uitroep: „O vanitas, o vanitatum vanitas! O ijdelheid der ijdelheden.” Elk optimisme ten aanzien van de geschiedenis kwalificeerde hij dan ook als een waanvoorstelling.”
Inmiddels zijn we in een nieuwe crisis geraakt – en nu een wereldwijde. Die van het virus met de naam Covid-19. De eerste golf lijkt te luwen, althans in ons land. Maar niet uitgesloten is dat de tweede aanstaande is. Het lijden en het sterven kunnen zomaar onstuitbaar dichtbij zijn. Wie zal stem geven aan de worsteling en de angst die met het virus aangetaste patiënten doormaken? Niet ooit eens, maar nu, op deze dag. En straks wellicht ik. Ik kan er niet omheen: ik ben een uiterst kwetsbaar en sterfelijk mens. Zo bloei ik als een sierlijke bloem en zo lig ik geknakt neer.
Jacob Burckhardt kwam bij het boek Prediker terecht. Daarin zal hij niet de enige (geweest) zijn. De schrijver van dat Bijbelboek beschrijft het mensenleven in de wereld. Hij beschouwt de raadselachtigheden ervan, de „dwaasheden in het leven” (prof. A. A. van Ruler). Hij tobt vooral met die ene vraag: waar dient het in dit leven allemaal toe? „Welk voordeel heeft de mens van al zijn arbeid, die hij arbeidt onder de zon? (…) Ik haatte dit leven, want dit werk dacht mij kwaad, dat onder de zon geschiedt. Het is al ijdelheid…”
Een echt mens, deze Prediker. Een mens met vragen en angsten. Zoals de mens van alle tijden. Zoals ook de mens in de crisistijd van Covid-19. Ik stel voor om Burckhardt te volgen in zijn grijpen naar het boek van Prediker. Maar dan niet bij „ijdelheid der ijdelheden” te eindigen. Het kernthema van Prediker is een ander. In zijn slotwoorden vat hij zijn eigenlijke boodschap samen: „Van alles wat gehoord is, is het einde van de zaak: vrees God en houd Zijn geboden. Want dat betaamt alle mensen. Want God zal ieder werk in het gericht brengen, met al wat verborgen is, hetzij goed, of hetzij kwaad.”
Dit vrezen is geen angst, maar dit vrezen is toevlucht nemen. Tot Hem die het al regeert!