Het verhaal van Jules Schelvis: Het kampvuur van Sobibor
Koning Willem-Alexander refereerde in zijn toespraak tijdens Dodenherdenking 2020 aan Jules Schelvis. In 1994 tekende het Reformatorisch Dagblad diens verhaal op.
Met zijn gitaar op de rug vertrekt Jules Schelvis op I juni 1943 naar het vernietigingskamp Sobibor in Polen. Als door een wonder ontspringt deze joodse drukker de gaskamers. Zijn vrouw en schoonfamilie laten er samen met ruim 250.000 andere joden het leven. Veertig jaar later eist Jules Schelvis in een Duits proces tegen de brute SS’er Karl Frenzel levenslang. Zijn zoektocht naar de schrijnende werkelijkheid achter de asheuvel van Sobibor is nog steeds niet ten einde.
„In 1986 ging ik voor het eerst terug naar Sobibor. Op een open vlakte te midden van de bossen herinnerde alleen een hoge asheuvel nog aan al die duizenden vergaste en daarna verbrande mensen. Verdwaasd en huilend liep ik daar samen met een rabbijn rond. Het was allemaal heel erg snel gegaan. We hadden deze massale vernietiging nooit verwacht. Wie had bij de Duitse inval kunnen denken dat de joden tot ongedierte zouden worden verklaard, dat moest worden verdelgd?"
Onderduiken
„Toen de oorlog uitbrak, woonde ik als 19-jarige jongen in Amsterdam, waar mijn vader diamantbewerker was. In 1940 werd ik verliefd op een joods meisje van Poolse afkomst. Haar ouders waren uit angst voor het daar heersende antisemitisme in 1918 naar Nederland gevlucht. Toen in 1941 duidelijk werd dat de Duitsers de buitenlandse joden wilden deporteren naar werkkampen, trouwden we snel, zodat mijn verloofde de Nederlandse nationaliteit kreeg. We dachten dat we hierdoor deportatie konden ontlopen.
Achteraf is het ontzettend naïef van ons geweest om te denken dat alleen buitenlandse joden weggevoerd zouden worden. Het was een hersenkronkel, maar je wist niet beter. We hebben nog wel geprobeerd onder te duiken, maar dat lukte niet. Hiervoor hadden we onvoldoende geld en relaties.
Ik werkte in 1941 bij een joodse drukkerij en mijn vrouw bij een atelier dat japonnen voor de Duitsers maakte. We woonden in Amsterdam. In de loop van 1941 werd ik echter ontslagen. Toen ging ik mijn schoonouders helpen, die rugzakken en broodzakken maakten voor mensen die moesten vertrekken. Van de opbrengst hiervan konden we ons in leven houden".
Westerbork
„De druk van de Duitsers werd steeds groter. Vanaf 15 juli 1942 vertrokken de eerste jodentransporten naar het concentratiekamp Auschwitz. We hadden echter nog geen flauw vermoeden dat dit het begin van het einde was. Weliswaar wisten we dat er in Duitsland en Polen werkkampen waren, maar niet dat daar massaal mensen werden vernietigd. We dachten dat we in die kampen moesten werken en dat we er behoorlijk te eten zouden krijgen.
Onze grootste vrees was eigenlijk dat de nazi’s ons naar verschillende kampen zouden sturen, zodat we als familie uit elkaar vielen. Ook waren we wel neerslachtig, omdat we niet wisten wat ons in die kampen allemaal te wachten stond. Maar het besef dat het mogelijk de laatste reis zou zijn, was niet aanwezig.
Onze deportatie kwam, ondanks het feit dat we wisten dat we ieder moment konden worden opgepakt, toch nog onverwacht. Op woensdag 26 mei 1943 grendelde de Grüne Polizei in onze omgeving de jodenbuurt af We werden gesommeerd naar een plein te gaan, waarvandaan we naar het kamp Westerbork gingen. Ook toen had ik nog niet in de gaten welke verschrikking we tegemoet reisden. In mijn onnozelheid had ik zelfs mijn gitaar meegenomen, want ik dacht dat het best gezellig zou zijn als we 's avonds na het werken bij een kampvuur wat konden zingen".
Redding
„Door de grote aanvoer van joden in Westerbork vonden er wekelijks deportaties plaats. ledere dinsdag vertrok er een trein met ongeveer drieduizend joden. Wij werden al gelijk met het eerstvolgende transport op 1 juni afgevoerd. Elke veewagen zat volgestouwd met zestig tot meer dan zeventig gevangenen. Wij zaten in de laatste wagon, en dat is achteraf gezien mijn redding geweest.
Onderweg kregen we niets te eten. Als de bewakers goed gemutst waren, kregen we met 62 mensen af en toe een emmertje water, maar meestal kregen we helemaal niets. De reis duurde vier dagen. We dachten dat we naar Auschwitz gingen, want van Sobibor hadden wij nog nooit gehoord. We wisten niet dat vanaf 2 maart 1943 de treinen niet meer naar Auschwitz reden, maar naar Sobibor. Toen we echter in de buurt van Auschwitz kwamen, boog de trein af naar het posten.
Na uren rijden stopten we ergens op een open veld. Opeens kwam er een SS’er in de wagon die zei: „U bent nu bijna op de plaats van bestemming aangekomen. Daar worden alle voorwerpen van waarde afgenomen, en daarom kunt u ze beter nu maar aan mij geven, want dan gaat het straks wat sneller". Toen niemand aan dat bevel tegemoet wilde komen, begon hij zelf horloges, kettinkjes en dergelijke af te rukken. Daar kon je niets tegen doen. Je moest je alles laten welgevallen".
Gaskamers
„De trein reed daarna nog enige honderden meters verder, tot het eindpunt van de reis. Hierna werden de achterste tien van de ongeveer vijftig wagons afgekoppeld. Er konden namelijk slechts tien wagons tegelijk aan het perron terecht, omdat de gaskamers ‘maar’ zo’n 700 mensen in één keer konden ‘verwerken’. Dat aantal zat in tien wagons.
Aangezien wij in de laatste wagon zaten, werden we als eerste afgekoppeld en het kamp ingereden. Toen zagen we pas wat onze bestemming was. In grote letters stond boven de poort: SS-Sonderkommando Sobibor". We wisten alleen niet wat de naam “Sonderkommando” betekende. Vervolgens werden we uit onze wagon geslagen en moesten we al onze bagage afgooien. Ook mijn gitaar raakte ik kwijt.
Op de appèlplaats stond Oberscharführer Karl Frenzel te schreeuwen. Hij had enige tientallen arbeiders nodig voor een werkkamp buiten Sobibor. Met een zweep wees de SS’er tachtig mannen aan die uit de eerste wagons kwamen. Ik behoorde ook tot de gelukkigen. De andere 2926 gevangenen, onder wie mijn vrouw en schoonfamilie, gingen direct naar de gaskamers, maar dat wist ik toen nog niet".
Judenfrage
„De tachtig mannen werden met de trein naar het kamp Dorohucza gebracht om turf te steken. Toen wij 's avonds in dat kamp aankwamen, dacht ik bij mijzelf: Die Duitsers hebben ons toch niet bedrogen. Ze hebben altijd gezegd dat wij in die kampen moesten werken - en dat bleek te Kloppen.
In Dorohucza hoorden we echter al snel het echte verhaal van wat er in Sobibor gebeurde. De gevangenen moesten zich gelijk na aankomst uitkleden om zich te douchen. Maar in werkelijkheid werden ze in de grote douchelokalen met behulp van een benzinemotor in ongeveer een kwartier tijd vergast, waarna de lijken werden verbrand.
Dit ‘kampvuur’ was wel heel anders dan wij ons hadden voorgesteld. Toen we de verhalen over die gaskamers hoorden, konden we het dan ook niet geloven. Het was immers zo onlogisch als het maar kon. Je gaat toch niet mensen vier dagen in een trein zetten om ze ergens 2000 kilometer verderop te vernietigen.‘’ De Duitsers konden die wagons dan toch beter voor hun oorlogsvoering tegen bijvoorbeeld de Russen gebruiken? Uit het feit dat de moffen ons zo ver weg brachten, trokken wij dan ook de conclusie dat zij wel een vreselijk tekort aan arbeidskrachten moesten hebben.
Onze redenering ging echter niet op. Voor de nazi’s was de jodenvernietiging blijkbaar zo urgent, dat ze daar die wagons voor over hadden. Sobibor maakte namelijk deel uit van Aktion Reinhard, genoemd naar de beruchte leider van de Sicherheits-Dienst Reinhard Heydrich. Deze organisatie was in de herfst van 1941 in het leven geroepen om de nog onder Duitse heerschappij levende joden naar de drie vernietigingskampen Sobibor, Belzee en Treblinka over te brengen en hen te vergassen. Deze kampen vormden voor de nazi’s een speerpunt in de door Adolf Hitler bevolen Endlösung der Judenfrage
Kampmemoires
„Voor mij begon na het verlaten van Sobibor mijn odyssee, mijn tocht met vallen en opstaan en alles wat je maar aan verschrikkelijks kunt bedenken, door verschillende kampen. Dat ik het heb overleefd, komt mede door mijn beroep van drukker, want daardoor genoot ik enige voorrechten. Op 8 april 1945 werd ik in een werkkamp bij Stuttgart door Franse troepen bevrijd.
In het plaatselijke hospitaal, waar ik wegens vlektyfus was opgenomen, begon ik met het schrijven van mijn kampmemoires. Na mijn terugkeer in Nederland vond ik echter niemand die deze aantekeningen wilde uitgeven, terwijl er over Sobibor nauwelijks wat bekend was. Pas in 1946 publiceerde het Afwikkelingsbureau Concentratiekampen in Den Haag een niet geheel foutloos boekje met verklaringen van overlevenden. Daaruit bleek dat ik de enige overlevende was van mijn transport van. 3006 gevangenen.
Van mijn familie hebben er weinig de kampen overleefd. Mijn moeder en mijn zuster, die in het kamp Bergen Belsen hebben gezeten, en ik waren de enigen. Ik heb na mijn vertrek uit Sobibor overigens nooit de illusie gehad dat ik mijn vrouw nog zou terugzien".
Schrikbewind
„In 1946 ben ik weer in het huwelijk getreden. Ik werkte toen als drukker bij het Vrije Volk. Bij deze krant ben ik in de loop der jaren opgeklommen tot hoofd personeelszaken. In 1982 ging ik in de vut.
Al die jaren had ik Sobibor zoveel mogelijk van me afgezet. Pas na mijn pensionering ontstond de drang om er achter te komen hoe het mijn familie in dat kamp was vergaan. Deze belangstelling ontstond tijdens een vakantiereis in 1982 naar mijn zus in Australië. In dit land ontmoette ik een Pool die was uitgenodigd om in de Duitse stad Hagen, dat in de buurt van Dortmund ligt, als getuige te verschijnen in een proces tegen de SS’er Frenzel.
Oberscharfuhrer Frenzel voerde in Sobibor een waar schrikbewind uit. Van zijn leren zweep maakte hij wellustig gebruik. Hij bepaalde dat zieken en gebrekkigen direct na aankomst in het kamp werden gedood. Soms controleerde de SS’er ook de voortgang bij het ontkleden en haarknippen van de vrouwen, vlak voordat deze werden vergast. In het kamp was hij een gewichtigdoener, die zich steeds op de voorgrond probeerde te dringen.
Op 22 maart 1962 werd Frenzel in verband met vooronderzoek in hechtenis genomen. Het vonnis van 1966 luidde dat hij wegens de medewerking aan de dood van minstens 150.000 joden en in zes gevallen wegens moord op negen joden werd veroordeeld tot levenslange tuchthuisstraf Op 21 december 1976 werd Frenzel weer vrijgelaten, waarna hij vervolgens van 5 mei 1980 tot 1 september 1981 opnieuw in hechtenis werd genomen. Zijn advocaat had inmiddels revisie van het vonnis gevraagd, omdat volgens hem verschillende belastende verklaringen tegen Frenzel niet bewezen konden worden".
Mede-aanklager
„Op 5 november 1982 begon het revisieproces. Ik besloot er naar toe te gaan, want ik had als vutter toch de tijd, en Hagen lag maar twee uur rijden van mijn woonplaats Tricht. Aanvankelijk zat ik daar als vaste bezoeker op de vaak lege tribune. Een enkele keer kwamen leerlingen van scholen uit de buurt een zitting bijwonen.
Al snel kwam ik er achter dat het in Duitsland mogelijk is dat een slachtoffer van een strafbare daad als mede-aanklager aan een proces deelneemt. Ik voelde wel wat voor die functie. Een mede-aanklager heeft weliswaar niet dezelfde bevoegdheden als de openbare aanklager, maar hij mag wel naast deze plaatsnemen, bewijsstukken overleggen, vragen stellen aan getuigen en getuigen oproepen. Ook velt een mede-aanklager een requisitoir (beschuldiging, HvdB) en moet hij daarin straf vorderen.
De rechtbank accepteerde mijn verzoek om mede-aanklager te worden, omdat mijn vrouw en schoonouders in Sobibor waren omgekomen. Zodoende mocht ik na een paar weken plaatsnemen naast de openbare aanklager. Dat was een unicum in Duitsland. Ik was niet alleen geen jurist, maar ook nog een buitenlander. Frenzel werd lijkbleek, toen hij zag dat ik medeaanklager werd. Hij kneep 'em.
In mijn requisitoir op 22 augustus 1985 eiste ik net als de openbare aanklager levenslang tegen de 74-jarige Frenzel. Op 4 oktober van dat jaar veroordeelde de rechtbank hem opnieuw tot levenslange gevangenisstraf, maar liet hem desondanks toch vrij, op humanitaire gronden".
Vluchtpoging
„Door het proces was ik me helemaal in Sobibor gaan verdiepen. Het grote probleem was echter dat er weinig informatie was. De oorzaak hiervan was dat er nauwelijks overlevenden waren, terwijl bovendien bijna alle Duitse documenten over het kamp waren vernietigd.
De nazi’s hadden geprobeerd alle sporen van hun gruwelijkheden uit te wissen. De directe aanleiding daartoe was de beroemde opstand van gevangenen op 14 oktober 1943. Een groep joodse Russische militairen had samen met joden die in het kamp werkten in het grootste geheim een vluchtpoging voorbereid. De bedoeling was om aan het eind van een werkdag met zoveel mogelijk mensen uit te breken.
De opstand was zorgvuldig uitgestippeld. In een kleine kring van ingewijden werd bepaald wie welke bewakers moest doden en ook hoe men aan wapens kon komen. Aanvankelijk verliep de actie voorspoedig. Een tiental SS’ers en een Oekraïense bewaker werden geluidloos met messen gedood. Er kwam echter een kink in de kabel, toen een bewaker het lijk van de Oekraïner ontdekte. Hij sloeg alarm en begon in het wilde weg te schieten".
Paniek
„Er ontstond een complete chaos. Gevangenen renden in een poging te ontsnappen naar de poort, terwijl anderen over net prikkeldraad klauterden. Ondertussen werden ze door de bewakers onder vuur genomen. Ook Frenzel schoot er met zijn machinepistool op los. Sommige gevangenen hadden inmiddels geweren bemachtigd en schoten terug.
Door de schietpartijen hadden de gevangenen geen keus. Ze moesten weg. In totaal deden er van de 600 in het kamp tewerkgestelde joden zo’n 300 mee aan de uitbraakpoging. Ongeveer 160 van hen gelukte het de bossen in de omgeving te bereiken. De andere 140 werden in het kamp of daarbuiten doodgeschoten of stierven door ontploffende mijnen. Van de 160 ontsnapten werden er weer ruim 80 gepakt en om het leven gebracht. Uiteindelijk zijn er na de oorlog 47 overlevenden bekend geworden. De 300 gevangenen die niet mee hadden gedaan aan de opstand, omdat ze niet durfden, wilden of konden vluchten, werden gedood.
De paniek bij de Duitsers was groot. Er waren nu immers gevangenen ontsnapt die de buitenwereld konden vertellen wat er in het kamp gebeurde. Reichsführer-SS Heinrich Himmler, het hoofd van de SS, besloot dat het kamp moest worden vernietigd. Niemand mocht er achter komen wat er zich in Sobibor had afgespeeld".
Overlevenden
„Via, via ben ik echter toch aan heel wat informatie gekomen. Het proces heeft natuurlijk veel gegevens opgeleverd. Ook heb ik vele gesprekken gevoerd, zoals met de leider van de opstand en andere overlevenden en omwonenden van het kamp.
Stukjes bij beetjes wordt het beeld van wat er in Sobibor is gebeurd completer. Duidelijk is dat er in totaal 250.000 joden werden vermoord. Velen kwamen uit ons land. Van de ruim 100.000 gedeporteerde Nederlandse joden gingen er 34.313 naar Sobibor. Zij alleen werden in de periode van 2 maart tot 20 juli 1943 met 19 treinen weggevoerd.
Van de 34.313 joden keerden er maar 18 terug: 15 vrouwen en 3 mannen. Twee vrouwen behoorden tot de overlevenden van de opstand. De anderen werden direct na aankomst voor werkkampen in de omgeving geselecteerd".
Monument
„Omdat er over Sobibor nog te weinig bekend was, besloot ik een boek te schrijven, dat vorig jaar verscheen onder de titel “Vernietigingskamp Sobibor”. In het boek belicht ik alle aspecten van het kamp, zoals de voorgeschiedenis, de bouw, de aankomst, de gaskamers, de SS’ers en natuurlijk de opstand. Op bijna 250 bladzijden zijn ook de transportlijsten opgenomen met de namen van alle Nederlandse joden die naar het kamp werden gevoerd.
Dat het boek is verschenen, betekent echter niet dat ik nu ben gestopt met het verzamelen van informatie. Integendeel, dat gaat door. Ik denk dat in mijn huis de meeste gegevens over Sobibor ter wereld liggen. Dagelijks ben ik nog bezig met Sobibor. Zo verzorg ik ook inleidingen op scholen. Gelukkig bemerk ik dat de jeugd veel belangstelling heeft voor wat er in de kampen is gebeurd.
We mogen dit niet vergeten. Wat dat betreft kan ik er een beetje wrevelig van worden dat er in ons land geen monument is voor de duizenden slachtoffers van Sobibor. We hebben overal gedenktekens voor, maar ondanks een aantal pogingen is het nog steeds niet gelukt om een tastbaar bewijs van het kamp op te richten. Daarom beschouw ik mijn boek maar als het monument".