Honderd dagen na Libië-top lijkt vrede ver weg
Het geweld is niet gestopt en ook de wapenleveranties zijn niet beëindigd. Honderd dagen na de internationale top die een belangrijke stap had moeten zijn richting vrede in Libië, lijkt het optimisme alweer te zijn verdampt.
In het Noord-Afrikaanse land heerst chaos sinds de dood van dictator Muammar Kaddafi in 2011. Na de succesvolle opstand tegen zijn regime mislukten pogingen om Libië om te vormen tot een functionerende democratie.
In het land woedt inmiddels weer een burgeroorlog. De machtige krijgsheer Khalifa Haftar begon vorig jaar een offensief om hoofdstad Tripoli in handen te krijgen. Daar zetelt de regering van premier Fayez al-Sarraj, die wordt erkend door de internationale gemeenschap.
Het bloedige conflict is niet alleen een Libische aangelegenheid. Net als in Jemen en Syrië bemoeien ook andere landen zich met de strijd. De regering in Tripoli wordt gesteund door Turkije, terwijl Rusland, Egypte en de Verenigde Arabische Emiraten achter Haftar staan.
De strijdende partijen krijgen logistieke steun van hun bondgenoten, maar er wordt ook een beroep gedaan op buitenlandse strijders. Er zijn volgens waarnemers huurlingen actief uit onder meer Rusland, Tsjaad, Syrië en Soedan.
Duitsland deed eerder dit jaar een poging een diplomatieke doorbraak te forceren. De hoofdrolspelers beloofden in januari op een Libië-top in Berlijn te stoppen met het bewapenen van hun Libische bondgenoten. Tot woede van de VN bleven landen echter het wapenembargo tegen Libië schenden.
De situatie in land, waar ook het coronavirus is opgedoken, escaleerde de laatste dagen nog verder. Haftar verklaarde dat hij een „mandaat van het volk” heeft om Libië te besturen. De regering in Tripoli noemde dat „een farce” en „een staatsgreep”.