Achterveld in april 1945 twee weken niemandsland
Barneveld is bevrijd, maar 6 kilometer verder stokt half april 1945 het offensief van de Canadese infanterie. Achterveld, De Glind en omgeving zijn twee weken niemandsland, tot het einde van de Tweede Wereldoorlog. De Canadezen krijgen er geleidelijk wel de overhand.
Bijna zou de kerktoren van Achterveld zijn opgeblazen. Duitse soldaten sleepten explosieven aan om de spits te laten springen. „Juist toen zij klaar waren om hun duivels werk te volvoeren, verscheen een kleine groep Canadezen, die het dynamiet uit de toren haalden en de Duitsers inpikten”, schrijft meester Kerstens, hoofd van de lagere school, in een ooggetuigenverslag.
Pastoor Richard Smeets maakt er in zijn aantekeningen ook melding van. „De eerste Canadezen die in Achterveld verschenen.” Ze kwamen die 18e april met hun „overvalwagen” vanuit Barneveld, aldus Smeets. „Drie der bezige Duitsers wisten nog te ontvluchten, drie anderen gaven zich gevangen.” De bezetters hadden de toren als observatiepost gebruikt, de Canadezen zouden dat de dagen erna ook doen.
De notities van Smeets en Kerstens zijn opgenomen in het boek ”De Canadese veldtocht. Van Sicilië naar Achterveld en De Glind”, dat de Achtervelders Wim van Nimwegen, Joep van Burgsteden en Gerrit van Bekkum samenstelden over „de weg die onze bevrijders aflegden.” Voor twee Canadese infanterieregimenten, de Princess Patricia’s Canadian Light Infantry (PPCLI) en de Seaforth Highlanders of Canada (SH of C), die betrokken waren bij de invasie op Sicilië in juli 1943, eindigt de Tweede Wereldoorlog bijna twee jaar later in Achterveld, 1000 mijl noordelijker.
De Canadezen, die begin 1945 via Frankrijk en België naar Nederland waren verplaatst, nemen met de eerste Canadese infanteriedivisie vanaf 11 april deel aan operatie Canonshot. Na de oversteek van de IJssel tussen Gorssel en Wilp bevrijden ze Klarenbeek, Lieren, Beekbergen, Hoenderloo, Harskamp en Barneveld. Vlak voor de Grebbelinie komt de opmars tot stilstand. Daarachter zijn Scherpenzeel, Woudenberg, Hamersveld (tegenwoordig Leusden) en Amersfoort in Duitse handen. En in de bossen voor de linie houden zich ook nog Duitsers schuil. „Telkens deden zich schermutselingen voor tussen de voorposten van beide legers”, schrijft hoofdonderwijzer Kerstens.
Mobiele douches
Zo meldt het oorlogsdagboek van de PPCLI op 26 april: „Het weer: helder en behoorlijk warm. De dag is erg rustig bij de vijand. Elke mogelijkheid wordt benut door de mannen om mobiele douches te nemen en zich te verschonen van kleding. Er wordt opgemerkt dat de vijand rondloopt in de omgeving van de toren op 448948. Een hinderlaagpatrouille wordt uitgezonden om ongeveer 17.00 uur door de B-compagnie. Deze keert terug na zonsondergang zonder vijanden opgehaald te hebben.”
De volgende dag is het bewolkt, ’s morgens valt er enige regen. „Een hinderlaagpatrouille wordt uitgezonden door de B-compagnie om 05.00 uur, met beter succes deze keer. Zij nemen vijf krijgsgevangenen mee, twee gewonden geëvacueerd, één zeker gedood en verschillende gewonden.”
Zaterdag 21 april is achteraf bezien de beslissende dag waarop het tij keert. „De Canadezen betrekken enige stellingen te Achterveld”, noteert Kerstens. „Daags daarna komen er meer soldaten en meer materiaal. Het dorp raakt uitgestorven. De meeste inwoners wijken uit in de richting van bevrijd gebied. Enkelen zijn nog gebleven, vertrouwend op hun solide kelders. Nu en dan komt er eens iemand uit zijn schuilplaats en ziet men eens iemand op straat. Er komen er meer, al dat geweldige materiaal der Canadezen trekt en de angst voor het granaatgehuil wordt een ogenblik weggeduwd.”
Melkfabriek
De Duitsers geven zich niet zomaar gewonnen. „’s Nachts weer beschietingen op Achterveld van Duitse granaten en van de Canadezen op Asschat, Stoutenburg of Amersfoort. Geen persoonlijke ongelukken en weinig schade”, leggen twee evacués uit Bennekom op 23 april vast.
„Wij schuilen in onze kelder”, herinnert Achtervelder Jo van den Hengel zich. „Later zijn we toch maar naar de kelder van de melkfabriek gegaan. Daar is het veiliger. Soms zitten daar wel zo’n zestig mensen bij elkaar te wachten tot het weer veilig is. Vader Hein gaat daarna altijd weer kijken hoe ons huis erbij staat.”
Vanaf zaterdagochtend 28 april geldt er een wapenstilstand. De dagboeken van de SH of C, die zich nabij Achterveld in De Glind ophouden, en de PPCLI rapporteren vanaf dan niet meer over confrontaties. „Geen tekenen van vijandelijke activiteit.” Het duurt nog wel tot 4 mei ’s avonds voordat de Canadezen in Achterveld en omgeving officieel te horen krijgen dat alle Duitse strijdkrachten in Noord-Duitsland, Denemarken en Nederland zich onvoorwaardelijk hebben overgegeven. „Het nieuws verspreidt zich als bij toverslag”, typt de schrijver van het oorlogsdagboek van de SH of C. „Spoedig verschijnen er burgers op de wegen, schreeuwend en handen schuddend met alles en iedereen.”
Op 8 mei vertrekken de twee Canadese infanterieregimenten via Amersfoort en Bussum naar Amsterdam. Eind september wordt hun divisie ingescheept, om via Engeland naar Canada terug te keren. Zeven Canadezen die in Achterveld of De Glind omkwamen, liggen in Holten (Overijssel) begraven.
Bloemen van Marie voor prinses Juliana
Achterveld is in de laatste oorlogsweek even het centrum van Nederland. In de Sint-Jozefschool naast de dorpskerk, tegenwoordig cultureel centrum De Moespot, overleggen de Duitsers (onder wie rijkscommissaris Seyss-lnquart) en de geallieerden (met prins Bernhard) over voedseldroppings boven nog bezet West-Nederland.
De dag ervoor hadden de Canadezen van de PPCLI de opdracht gekregen „een gebouw te vinden met een geschikte ruimte voor de aanwezigheid van vijftig mensen”, zo blijkt uit hun oorlogsdagboek. „De school in Achterveld wordt geschikt gevonden.”
Hermanus van Bekkum, die tegenover de kerk woont maar is geëvacueerd naar Terschuur, 5 kilometer verderop, herinnert zich later die 28e april uit de verhalen van zijn vader, die elke dag even terugging naar Achterveld. „Seyss-Inquart wordt geblinddoekt in een colonne van zeven militaire auto’s vanaf Terschuur naar de Sint-Jozefschool gebracht. Vanuit Barneveld komen de geallieerden aan. In ons huis zaten op dat moment al de Canadezen. De Duitsers hadden even ervoor ons huis verlaten. De bewaker die met Seyss-Inquart was meegekomen zat tijdens de gesprekken bij ons in huis geblinddoekt te wachten.”
Ook maandag 30 april is er overleg in de school, nu zonder blinddoeken, aldus Van Bekkum. Een Achterveldse, Marie Kok, ziet daarbij kans om prins Bernhard bloemen te overhandigen voor de verjaardag van echtgenote prinses Juliana.
Duitsers en Canadezen lopen elkaar net mis
Jan Boersen van boerderij Nieuw Schoonderbeek schetst in een ooggetuigenverslag hoe bizar de werkelijkheid van het niemandsland soms was.
„Eind april 1945. De dag ervoor waren er Canadese troepen in het dorp. ’s Nachts kwamen er nog steeds Duitse patrouilles.
Het was laat op de avond. Ons hele gezin, plus de dienstbode, de knecht, de onderduikers, de evacués en een aantal buren, lagen in de kelder. Het enige licht was één klein olielampje of een kaarsje op de hoek van de pekelbak vlak bij de trap.
Plotseling was er een gebonk op de deur. Moeder, een lichte slaper, was direct wakker en ging naar boven. Een Duitse patrouille. Voor moeder het wist, waren er al mannen binnen. „Haben sie Tommies gesehen?” vroeg de commandant. Mijn moeder zei „Nee.” Dan: Wat is er in de kelder? Zo goed en zo kwaad als het ging vertelde ze dat er alleen boeren en burgers waren.
De patrouillecommandant ging toch naar beneden en scheen met zijn zaklantaarn over ons, inmiddels wakker geworden, heen. Klaarblijkelijk tevreden met wat hij zag, ging hij weer naar boven en scheen met zijn lantaarn door de keuken. Hij zag dat de koffiepot op de nog warme kachel stond. Hij vroeg moeder of ze wat koffie kon maken en het vuur wat kon opstoken, want het was nat en koud buiten en ze waren moe. Er werd een nieuwe pot koffie gezet en ze liet de mannen met hun modderlaarzen binnen in de keuken. Ze waren schijnbaar over het geploegde land bij ons aangekomen. Na een uurtje vertrok de patrouille. (…)
Na een paar minuten weer gebonk op de deur. Voor de zoveelste keer ging moeder naar boven. Bij de deur kwam ze al een soldaat tegen, die vroeg: „Did you see any Germans round here?” Dit was dus een patrouille van het andere soort; voor ons, het goede soort. In haar beste Engels probeerde moeder uit te leggen dat er zojuist een Duitse patrouille was. Direct verspreidde de Canadese patrouille zich. De mannen zochten het erf en de omgeving af. In de kelder bereidden we ons al voor op een vuurgevecht. De Duitsers waren gelukkig ver genoeg weg en de Canadezen waren te laat. We vragen ons nog steeds af wat er gebeurd zou zijn als ze elkaar om de hoek van het huis waren tegengekomen.
De Canadese soldaten kwamen terug. Ook zij waren nat en koud en vroegen of zij zich wat mochten opwarmen. Natuurlijk was dat goed. Hun commandant kwam nog even in de kelder kijken om te zien wat daar allemaal was. Na enige tijd gingen de mannen terug naar hun onderdeel. Waarschijnlijk in Barneveld. De Duitsers zijn ongetwijfeld richting Hamersveld vertrokken. Die nacht is er niet veel meer geslapen.”