Nikkei lager ondanks opleving Chinese industrie
De Japanse aandelenbeurs is dinsdag opnieuw met verlies gesloten en leverde daarmee een eerdere winst weer in. Beleggers verwerkten een onverwachte opleving van de bedrijvigheid in de Chinese industriesector in maart en het aanhoudende herstel op Wall Street. Elders in de Aziatische regio gingen de beursgraadmeters overwegend vooruit.
De Nikkei in Tokio eindigde 0,9 procent in de min op 18.917,01 punten. De Japanse hoofdindex leed daarmee in maart een verlies van ruim 10 procent. Dat is het grootste maandverlies in achttien maanden. In het eerste kwartaal raakte de index 20 procent kwijt en kende daarmee het slechtste kwartaal sinds eind 2008.
Fujifilm Holdings zette de opmars voort. Volgens zakenkrant Nikkei gaat het farmaceutische concern de productie van zijn anti-griepmedicijn Avigan, ook bekend als favipiravir, opvoeren. Eerder liet de Japanse premier Shinzo Abe al weten aan te dringen om het medicijn goed te keuren als een mogelijke behandeling voor het coronavirus.
De Japanse oliebedrijven JXTG Holdings en Idemitsu Kosan waren eveneens in trek na een opleving van de olieprijzen. Toyota verloor terrein. De Japanse autofabrikant heeft in februari 14 procent minder auto’s geproduceerd nadat het meerdere fabrieken sloot vanwege de coronapandemie.
De beursgraadmeter in Shanghai noteerde tussentijds 0,3 procent in de plus. Uit cijfers van de Chinese overheid bleek dat de productie in de omvangrijke industrie van het land deze maand onverwacht is gestegen, na een historische krimp in februari. De nieuwe cijfers duiden er volgens analisten mogelijk op dat de Chinese economie aan het opstarten is.
In Hongkong stond de Hang Seng-index 1 procent hoger en de Kospi in Seoul kreeg er 1,6 procent bij. De All Ordinaries in Sydney was een negatieve uitschieter met een verlies van 2 procent. De Australische beurs dikte een dag eerder nog 7 procent aan, dankzij extra steunmaatregelen van de overheid.