Typisch Nederlands: we spreken Engels
Nederland is het op één na best Engelssprekende land van de wereld. Van managementtaal tot de vraag ”Can I help you please?” op terrassen; overal komt het Engels terug. Waarom? En: hoe erg is dat?
Taal leeft: „Straks klagen we over invloed Chinees”
Verschillende taalkundigen zijn het erover eens: de invloed van het Engels op het Nederlands zal alleen maar groter worden. Dat zien we vooral bij de woordvorming en de zinsbouw. Zo lenen we veel woorden uit het Engels. Onze taal kent geen eigen woord voor ‘computer’ en dus gebruiken we simpelweg het Engelse woord. Verder vernederlandsen we de vervoegingen van Engelse werkwoorden.
Denk bijvoorbeeld aan het werkwoord appen. WhatsApp is een bestaand Engels product, maar het werkwoord whatsappen is alleen in Nederland bekend. En zo zijn er meer voorbeelden: googelen (van Google), bridgen, baseballen.
Bovendien duiken steeds meer anglicismen op: uitdrukkingen uit het Engels die vrij letterlijk vertaald worden naar het Nederlands. Neem een zinnetje als ”Hoe raar is dat”, een rechtstreekse vertaling van het Engelse ”How weird is that”.
En de uitdrukking ”het verschil maken” komt van het Engelse ”making a difference”, terwijl we traditioneel in het Nederlands zouden zeggen ”de doorslag geven”.
Zo erg is dat ook weer niet, relativeert historisch taalkundige Michiel de Vaan. Een taal is volgens hem sowieso aan verandering onderhevig. In een Belgisch televisieprogramma noemde hij het voorbeeld van een dialoog in het Oud-Nederlands tussen een marktkoopvrouw en een klant.
In het jaar 1500
A: Ik hep hier donderdag vaif pont zeuter appele gekocht. Die waren rot.
B: Da kan gebeuren. In haar plaats zeldie een putteken met versjen heuneg kraigen.
In het jaar 1000
A: Dhonresdagho koopoda ik hiar fief punt sweutero appelo. Dhie waron rotane.
B: Soo mach gheskian. Ana dhero stedi skulut ghie hebban pottakien mith ferskien honigo.
Het Nederlands van 1500 is redelijk te volgen, maar bij het jaar 1000 is dat een heel ander geval.
Onze taal van nu zal over vijfhonderd jaar ook veel moeilijker te begrijpen zijn, voorspelt De Vaan. „Nu is Engels internationaal gezien de belangrijkste taal, maar dat kan verschuiven. Ik denk dat het Chinees een belangrijke rol gaat spelen. Tenzij het machtscentrum tegen die tijd verschoven is.”
Wie weet klagen we over een tijdje dus over de toenemende invloed van het Chinees op het Nederlands. „Taal leeft, dat is het mooie ervan.”
De „Engelse ziekte” op universiteiten
Colleges over de dichter P.C. Hooft of de geschiedenis van onze democratie vinden plaats in het Engels. Masterscripties moeten vaak standaard in het Engels worden aangeleverd, ook als ze gaan over Nederlandse literatuur. Een zinsnede als ”Het hemelsche gerecht heeft zich ten lange lesten, Erbarremt over my en mijn benaeuwde vesten” (Vondel) vertalen, ga er maar aanstaan.
De Nederlandse hogescholen en universiteiten verengelsen in rap tempo. Wie geen of weinig Engels beheerst, kan sowieso nauwelijks nog onderwijs volgen aan een Nederlandse universiteit, zeker niet bij een masteropleiding. De cijfers liegen er niet om; inmiddels is driekwart van de masteropleidingen Engelstalig. Studenten luiden de noodklok. Zo schreef student rechtsgeleerdheid Eline Burgman van de Erasmus Universiteit in februari een indringende brief in het Erasmus Magazine. Haar boodschap: het oprukkende Engels op de universiteit een halt toeroepen. „Het lijkt soms wel of het onderwijs niet centraal staat, maar de pr-machine van het College van Bestuur.” In de brief noemt ze het voorbeeld van een ontmoeting in het studentencafé: „„Can I help you, please?” vraagt de serveerster aan de bar van het Erasmus Paviljoen. Als ik reageer dat ik in het Nederlands geholpen wil worden, raak ik in discussie met de manager. Hij stelt vervolgens dat 70 procent van de medewerkers hier enkel Engels spreekt en vraagt hoe ik mij red als de volledige bediening Engels zou spreken. Ik sta perplex: we zijn hier toch in Nederland?”
Waar komt die focus op het Engels vandaan? Het heeft deels te maken met de toestroom aan buitenlandse studenten, die naar Nederland komen omdat je hier relatief goedkoop kunt studeren. In 2018 kwam 11,5 procent van de studenten uit het buitenland. Universiteiten verdienen geld aan hen, omdat ze vaak meer moeten betalen dan de Nederlanders.
Daarnaast is er volgens neerlandica Lotte Jensen sprake van een „interessant, specifiek Nederlands fenomeen”: we spreken graag Engels omdat we ons dan ontwikkelde, internationale burgers voelen. „Er spreekt trots uit, niet op de eigen taal, maar op de eigen (vermeende) talenkennis,” zegt ze in het boek ”Against English: Pleidooi voor het Nederlands”. „Al kun je het ook strenger bekijken. Dan is die hijgerige drang om Engels te babbelen een teken van stuitende onderdanigheid.”
Inmiddels zijn er meer mensen die de „stuitende onderdanigheid” zat zijn. Vorig jaar stuurde een groep van hoogleraren, schrijvers en andere prominenten uit de maatschappelijke sector een manifest aan de Tweede Kamer. Hun boodschap: natuurlijk is een goede beheersing van Engels belangrijk, maar dit betekent niet dat we al ons onderwijs in een andere taal moeten aanbieden. De verengelsing zorgt volgens hen voor een tweedeling in de maatschappij, het plaatst de universiteit op afstand van de samenleving. „En het levert afgestudeerden op die vloeiend Engels spreken en schrijven, maar spelfouten maken in het Nederlands.”
Het protest heeft effect gehad. Het kabinet gaat de internationalisering in het onderwijs aanpakken. Minister Ingrid van Engelshoven (Onderwijs) wil dat het collegegeld voor studenten van buiten Europa wordt verhoogd. Daarnaast worden onderwijsorganisaties strenger getoetst op het aanbieden van Engelstalige opleidingen. Straks moeten instellingen goed kunnen beargumenteren wat de meerwaarde is van een anderstalige opleiding. „We gaan beter handhaven”, zegt de minister. „Is de opleiding Engelstalig gemaakt op goede gronden?”
Voor nu is het afwachten of de maatregelen effect gaan hebben op de universiteiten en of we straks daadwerkelijk minder Engels gaan gebruiken. „Zolang ik maar in het Nederlands wordt aangesproken”, zegt Erasmusstudent Eline Burgman. „We moeten de Nederlandse taal koesteren. In deze tijd van voortschrijdende individualisering is het Nederlands nog maar een van de weinige zaken die ons bindt. De taal is een wezenlijk onderdeel van de Nederlandse cultuur. Het vormt onze identiteit.”
Managementtaal: „Even sparren over dit issue?”
„Even brainstormen over het idee voor we naar de meeting gaan? De feedback kan ik gebruiken om de taak af te vinken, en dan staan alle neuzen dezelfde kant op.”
Naast het Nederlands hebben bedrijven nog een eigen communicatiemiddel; de taal die op de werkvloer wordt gesproken. Vaak doorspekt met Engelse termen, ook wel managementtaal genoemd. Journalist Japke-d. Bouma, van de columns over kantoortaal, krijgt er, schrijft ze in het boek ”Against English”, bloedende oren van. „Het klinkt interessant, maar kantoortaal wordt gebruikt om een saaie week mee te verhullen. Als je zegt dat je eerst een meeting hebt en dan een brainstorm, hoop je dat mensen niet doorhebben dat je jezelf de hele dag van de ene kansloze vergadering naar de andere sleept. Het is de taal van mensen zonder fantasie, ze willen zich er gewichtig mee maken.”
Organisatieadviseur Joop Swieringa zegt in zijn boek ”Inburgeringscursus voor managers” dat managementtaal inderdaad wordt gebruikt om te verdoezelen. „Het maakt het brengen van een moeilijke boodschap makkelijker voor managers. Ze kunnen ermee verdoezelen wat er aan de hand is.” Neem termen als integraal aanpakken (echte betekenis: uitstellen), een uitdaging (een probleem) en uitfaseren (ontslaan).
Managementtaal is naast verdoezeltaal ook machtstaal. In het managementjargon draait het om wie wat mag en moet doen. Om de macht dus. „Maar dat zegt niemand, want het woord macht is taboe”, aldus Swieringa. „Dus als iemand je vraagt of je uit bent op macht, dan is een verstandig antwoord: ‘Ik loop niet weg voor verantwoordelijkheid’.”
Swieringa denkt dat we niet meer van managementtaal af komen. „Het is ingeburgerd.” Ook Japke-d. Bouma vreest het ergste. „Niemand durft meer te vragen wat het nou betekent. Ik denk dat het daarom blijft bestaan.” Treurig, zo vindt ze. „Ik wil geen brainstorm, maar gewoon kijken of iemand een idee had.”
Bitterballen bestellen in het Engels
Wie door de binnenstad van Amsterdam, Rotterdam of een andere stad loopt, kan het niet ontgaan: overal hangen Engelstalige bordjes en hoor je de Engelse taal. Nu restaurants en andere eetgelegenheden gesloten zijn vanwege het coronavirus is het minder relevant, maar normaal is het eerder regel dan uitzondering om op een terras in het Engels te bestellen. Anders verstaat het personeel je niet.
Irritant, zo vinden velen. Logisch, denken anderen. „Zo vreemd is dat Engelstalige personeel niet”, zegt een woordvoerder van Koninklijke Horeca Nederland. „Er zijn in grote steden veel verschillende nationaliteiten en toeristen, dus is het logisch dat je sneller iemand aanneemt die een andere achtergrond heeft.”
Volgens haar is er nog een reden voor de Engelstalige bediening: de horeca kampt met serieuze tekorten. Niemand wil een baan in de bediening. Een geluid dat Karel Klosse van restaurant De Echoput in Apeldoorn bevestigt. In het Radio 1-programma Dit is de Dag vertelde hij onlangs dat Nederland het er zelf naar heeft gemaakt. „Het wordt hier gewaardeerd als je architect bent, maar horeca wordt niet als een vak gezien.”
Klosse werkt zelf ook met Engelstalig personeel, maar geeft hun mee dat zij altijd in het Nederlands moeten beginnen als ze iemand aanspreken. „Vindt u het erg als ik u in het Engels aanspreek?”
Allemaal goed en wel, maar de gemiddelde restaurantbezoeker vindt een argument als krapte op de arbeidsmarkt niet relevant. Want hoe leg je in het Engels uit dat je graag bitterballen wilt? Of een frikandel? Annette de Groot, emeritus hoogleraar taalpsychologie aan de Universiteit van Amsterdam, vindt dat het personeel gewoon Nederlands moet leren. „Dat hoeft in de horeca toch geen verschrikkelijke inspanning te zijn? Het vocabulaire is beperkt. Fouten in de grammatica zijn niet erg”, aldus De Groot in Het Parool.