Chinese discipline helpt Italiaanse stad in strijd virus
De Italiaanse stad Prato heeft een van de grootste Chinese gemeenschappen van Europa, maar geen enkele ‘Italiaanse’ Chinees is geïnfecteerd met het coronavirus. De Chinese discipline is opgepikt door de rest van de bevolking,
Een wachtrij van 200 meter die zich voor een supermarkt als het ware uitvouwt. Dat is de foto die afgelopen weekend de wereld overging. Uit de afbeelding blijkt de grote discipline van mensen.
De foto werd genomen in Prato, een stad met bijna 200.000 inwoners in Toscane. Meer dan 10 procent van de bevolking is van Chinese oorsprong. Er werken vermoedelijk nog eens duizenden Chinezen illegaal in de provincie. De meeste van de ‘Italiaanse’ Chinezen werken in de textielbranche, een sector waar Prato sinds de Middeleeuwen om bekend is.
De stad was een potentiële infectiehaard van het coronavirus, toen eind januari zo’n 2500 Chinezen in Prato terugkwamen van vakantie in hun land van oorsprong. Toch heeft het virus Prato en omgeving grotendeels links laten liggen. In de provincie van Prato zijn welgeteld 159 patiënten. Prato ligt maar op 50 kilometer afstand van het zwaar getroffen Emilia-Romagna. In deze regio lieten tot dusverre al bijna 1000 mensen het leven.
Dat Prato de dans is ontsprongen, heeft waarschijnlijk te maken met het optreden van de Chinese gemeenschap. Die wees de gemeente al begin februari op het gevaar van corona. De terugkomers, die niet uit het getroffen Wuhan kwamen, gingen toch vrijwillig in isolement.
Ook de rest van de Chinese inwoners hield zich streng aan de quarantaine. Ze besloten gezamenlijk om hun –ruim 4800– ondernemingen te sluiten. Dat was eind februari. Italië ging pas op 9 maart over tot een landelijke lockdown, maar hield aanvankelijk de industrie gaande.
Afgelopen maandag werd de productie (uitgezonderd in „onmisbare” branches) alsnog landelijk stilgelegd.
„Ook de meeste van onze levensmiddelenwinkels hebben we gesloten”, zegt de 56-jarige Marco Wong, wethouder van de gemeente Prato, „ook al mogen die volgens het regeringsdecreet wel openblijven.” De meeste Chinese families hielden hun kinderen eind februari van school om het bemsttingsgevaar voor te zijn. Dat was tien dagen voordat de Italiaanse regering alle scholen en universiteiten sloot.
De Chinezen hebben zich in huis verschanst. Ze gaan er maar sporadisch op uit. Degene die etenswaren koopt, doet dat niet alleen voor zichzelf of zijn gezin, maar voor een grotere groep van mensen. „Wie thuis terugkomt, doet zijn schoenen en overkleding uit en houdt die buiten de deur”, legt Wong de zelfopgelegde regels uit. „Dat is allemaal om het contact met de buitenwereld te verminderen. We communiceren via videogesprekken met onze familieleden die niet bij ons thuis wonen.”
De Chinese gemeenschap is ook druk in de weer met desinfecteerde zeep. Zelfs telefoons worden er telkens mee behandeld, zegt Wong, die in Prato is geboren. Het resultaat is dat geen Italiaanse Chinees tot dusverre ziek is geworden.
Goed voorbeeld doet goed volgen. Zo heeft de gemeente, waarbij in de gemeenteraad naast Wong een andere allochtone Chinees zitting heeft, in een vroeg stadium huis-aan-huisfolders verspreid met de regels die in acht dienen genomen te worden om het virus te overwinnen.