Epidemie kan samengaan met geestelijke opleving
Ook in het verleden troffen epidemieën ons land. De Spaanse griep in 1918 en diverse cholera-uitbraken in de negentiende eeuw. Treffend is dat er juist in deze perioden soms ook sprake was van een geestelijke opleving.
In 1848/1849 werd ons land zwaar getroffen door de cholera. N. Bakker, evangelist bij de Nederlandse Vereniging van Vrienden der Waarheid, schreef later: „Het was voornamelijk in het jaar 1849, dat het de Heere behaagde deze vreselijke roede voor velen dienstbaar te maken tot zaligheid. Hierdoor werden zij als door de schrik des Heeren bewogen tot het geloof in Christus Jezus den Heere, en leerden acht te geven op die grote zaligheid die in Hem geopenbaard is, opdat zij zodoende de toekomende toorn zouden ontvlieden. (…) Het was dan in die dagen van grote benauwdheid des geestes, welke wij met onze ogen hebben gezien en met onze oren hebben gehoord, maar niet minder in onze beenderen hebben ervaren, dat de genaderijke God een groot werk Zijns Geestes in ons vaderland alom deed openbaar worden.”
Een van de plaatsen waarin de Heere krachtig werkte, was het dorpje Zuidland op het eiland Voorne Putten. Dagelijks werden zondaren toegebracht. De landarbeiders spraken op weg naar hun werk over wat de Heere aan hun ziel gedaan had. Bij de maaltijden op het land werd gebeden, uit Gods Woord gelezen en gezongen. Dagelijks werden er echter ook „van de toegebrachten weggeraapt uit het land der levenden. Na een korte tijd van strijd waren zij rijp voor de hemel. (…) Vele stervenden zagen de dood met vreugde tegemoet, verlangende ontbonden te wezen en met Christus te zijn, hetwelk hun verre het beste was.”
Grote verandering
In 1866/1867 woedde de cholera opnieuw in ons land. Deze periode is als een middel in Gods hand gebruikt om het dorp Nieuw-Beijerland in de Hoeksche Waard onder het beslag van Zijn Woord te brengen. Jarenlang was er in dit dorp sprake van grote onverschilligheid. In de hervormde gemeente stond in die tijd een predikant die openlijk vanaf de kansel Gods Woord op diverse punten in twijfel trok. Hij preekte de kerk leeg. De kleine ledeboeriaanse gemeente kwam samen in een woning, die soms heel moeilijk te bereiken was vanwege de vele ”leeglopers” die zich ’s zondags op straat bevonden.
Oefenaar D. Bakker had in 1863 de oordelen Gods over het dorp al aangekondigd. Op zeer uitspattende wijze was toen de bevrijding van de Fransen, die vijftig jaar daarvoor plaatsvond, gevierd. Toen de cholera in 1866 uitbrak, kwam ds. Bakker (inmiddels predikant) naar Nieuw-Beijerland „om het volk des Heeren te midden der bezoekingen te vertroosten en den volke te verkondigen, hoe men de straffen zou kunnen ontgaan en tot genade mogen komen.” Iedere avond preekte hij in een vlasschuur op de hoek van de Middelstraat en het Marktveld.
Kerk gebouwd
In het dorp voltrok zich een grote verandering, die leek op „een Ninevitische bekering.” De woning waarin de ledeboeriaanse gemeente ’s zondags samenkwam, was al snel veel te klein. Nog in hetzelfde jaar werd aan de Middelstraat een kerk gebouwd, die aan het eind van het jaar of begin 1867 in gebruik werd genomen. Helaas zijn er ook geweest bij wie het beslag van het Woord week toen de epidemie voorbij was. De epidemie is echter ook het middel geweest tot eeuwig behoud van verloren zondaren. En deze zegen heeft zich niet beperkt tot de personen zelf, maar werkte naar Gods vrijmachtig welbehagen door in de nageslachten.
Ons gebed mag wel zijn of de Heere ook deze tijd van grote zorg en onzekerheid wil gebruiken tot ons geestelijk en eeuwig welzijn.
De auteur is schrijver van diverse kerkhistorische publicaties.