Wat is koud?
Openbaring 3:16
„Zo dan, omdat gij lauw zijt en noch koud, noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen.”
Laodicea is lauw. Drieërlei gestalte ontmoeten wij hier, uitgedrukt door koud, heet en lauw. Het zijn zinnebeeldige spreekwijzen, ontleend –zoals iedereen wellicht zien kan– aan het water. We zullen ze alle drie maar eens kort ontleden.
Er wordt hier van Laodicea getuigd, ontkennend, wat ze niet waren. En dan bevestigend, wat ze wél waren. Ze waren niet koud, noch heet. Met koud wordt hier verstaan: een zodanige staat waarin men geheel vervreemd is, zowel van het in- als uitwendig christendom. En dus leven zij geheel buiten de christelijke kerk, zonder dat allerminste licht van kennis of warmte van genade. Hoedanig de staat is van het heidendom en van andere opzettelijke vijanden van de waarheid en van de leer van het Evangelie; deze allen, buiten de christelijke kerk en haar in- en uitwendige gemeenschap, worden terecht koud genoemd. Zij hebben niet de allerminste kennis –door de prediking van het Woord van Christus– van de waarheden van het christendom. Ze leven in de allerdiepste onkunde daarvan, in hun duistere onwetendheid, verstoktheid en goddeloosheid, als geheel verstijfd en bevroren, terwijl zij het allerverst van Christus, de Zon der gerechtigheid, verwijderd zijn. Ze wonen in het duistere en ijskoude noorden, waar niet de minste stralen van de kennis en genade van Christus op hun zielen kunnen vallen, om die enigszins te ontsteken en te verwarmen.
Theodorus van der Groe, predikant te Kralingen (”Veertien nagelaten biddagpredikaties”, 1840)