Wel eigentijds, maar niet modern zijn
Titel:
”The Complete Works of H. R. Rookmaaker”
Auteur: Marleen Hengelaar-Rookmaaker (ed.)
Uitgeverij: Piquant, Carlisle (Groot-Brittannië); zes delen
ISBN 1 903689 04 X
Pagina’s: 2804
Prijs: ca. € 285,-. Meer informatie: tel. 0044-1159781054, fax 0044-1159422694 of www.piquant.net. Prof. H. R. Rookmaaker was niet iemand om gewoon Hans tegen te zeggen. Toch was hij opvallend toegankelijk. De steevast in pak gestoken hoogleraar hield ervan tot in de kleine uurtjes met jongeren te discussiëren - over kunst en cultuur en over christenzijn in een seculiere wereld.
De cultuurfilosoof was ook als wetenschapper allereerst christen. Tegelijk wist hij in christelijke kring in de jaren ’60 en ’70 de ogen voor kunst te openen. Dit jaar is zijn complete werk op de Engelstalige boekenmarkt verschenen, 2800 bladzijden in zes prachtig uitgevoerde banden. Maar Rookmaaker verdient het niet door de Nederlandse markt vergeten te worden.
Rookmaaker (1922-1977) was een opvallend christen, iemand die zijn nek durfde uitsteken en in de lijn van Groen van Prinsterer, Abraham Kuyper en de neocalvinistische Amsterdammers wilde denken. Hij probeerde als christen zijn tijd te analyseren en beleefde de eenheid tussen geloof en wetenschap sterk. Dat maakte hem aan de ene kant een eenzaam man die kansen miste als het bijvoorbeeld zijn wetenschappelijke carrière betrof. In de kring van kunsthistorici gold hij als een onconventioneel type, een rechttoe rechtaan christen. Maar ook in protestantse kring was hij onconventioneel, omdat hij zich op een voor gereformeerden onbekend -want genegeerd- terrein begaf.
Dat Rookmaaker niet uit een christelijk nest kwam, had ook voordelen. Hij was onbevangen en liet zich niet in bepaalde kaders dwingen. Ook zijn wetenschappelijke insteek maakte dat hij onwankelbare overtuigingen of tradities niet zomaar overnam. Hij streefde ernaar de dingen op zichzelf te beoordelen.
Dat Hans Rookmaaker zich tot het christendom bekeerde, is mede te danken aan de invloed van prof. J. P. A. Mekkes. Deze hoogleraar uit de school van de neocalvinistische hoogleraren Herman Dooyeweerd en D. H. Th. Vollenhoven begeleidde Rookmaaker als twintiger toen beiden als nazi-gevangenen in een Pools kamp zaten. Daardoor ging Rookmaaker de Bijbel bestuderen.
Outsider
Rookmaaker betrad een volstrekt nieuwe wereld en gooide het roer totaal om. Hij was opgegroeid in Nederlands-Indië, had veel gereisd, had een technische opleiding achter de rug en diende als cadet bij de marine. Na zijn bekering betrad hij de wereld van kunst en cultuur, promoveerde, werd actief in de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), raakte bevriend met de Amerikaanse predikant Francis Schaeffer en startte een afdeling van l’Abri in Eck en Wiel. In 1965 werd hij aangesteld als hoogleraar aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.
Toch bleef hij in het gereformeerde wereldje in zekere zin een outsider, niet alleen vanwege zijn belangstelling voor cultuur. Hij bracht dingen binnen die niet typisch gereformeerd waren, zoals een Amerikaans aandoende benadering van het geloof, was erg op de buitenwereld gericht en had al met al beduidend minder diepe wortels in het gereformeerde denken dan iemand die ooit in een gereformeerde wieg heeft geslapen.
Dat christelijke hogescholen, zoals pabo’s, naar Rookmaakers publicaties grepen, is logisch. Op het gebied van christelijke kunst en cultuur(onderwijs) was hij een pionier en ook nu nog is er geen waardig vervanger voor Rookmaakers werk beschikbaar. Zijn boek ”Modern art and the death of a culture” uit 1970 was lang verplichte kost en sowieso -ook buiten deze opleiding- zijn meest gelezen publicatie. Rookmaaker geeft hier een analyse van de culturele verwarring van de jaren zestig en dwingt zijn lezers de geesten te beproeven en de tekenen van de tijd te onderkennen. Hij roept de christelijke kunstenaar erin op om kritisch tegenover culturele modeverschijnselen te staan zonder irrelevant te worden, om eigentijds maar niet modern te zijn.
Nu zijn geschriften verzameld -en vertaald- zijn, wordt niet alleen Rookmaakers gedachtegoed beter bewaard, ook is het gemakkelijker een idee te krijgen van zijn overtuiging en betekenis. Wellicht wijdt deze of gene student er nog eens een scriptie aan - het minste wat hij verdient. Wie zich met de thematiek van christendom en cultuur bezighoudt, kan zich scherpen aan het denken van HRR, zoals hij nogal eens genoemd werd. Zijn proefschrift ”Synthetist Art Theories” (1959) over Gauguins kunsttheorie is ook opgenomen, maar misschien is dat wel zijn minst interessante publicatie. Zeker zo boeiend zijn de losse artikelen over van alles en nog wat: van naakt in de kunst tot kinderevangelisatie en uitverkiezing. Sowieso pendelde Rookmaaker zonder problemen tussen hoge cultuur, populaire kunst en muziek en geloofsthema’s. Hij was geen elitaire wetenschapper, maar slaagde erin een nogal filosofische thematiek in lekentaal te verwoorden.
Filippensen
Rookmaaker blijkt in zijn verzameld werk eerst en vooral een kunsthistoricus. Hij behandelt bijvoorbeeld de westerse kunst van de Middeleeuwen tot de negentiende eeuw. Daarbij is hij niet vooral bezig christelijke kunst te selecteren en te promoten, maar probeert hij de kunst in het algemeen te begrijpen: Wat is de inhoud ervan en wat de betekenis, welke plaats neemt ze in de westerse geschiedenis in? Natuurlijk slaat hij de christelijke kunst niet over, maar zijn brede aanpak heeft alles te maken met zijn overtuiging dat het bestaan van kunst niet hoeft gerechtvaardigd te worden. „Art needs no justification”, is een bekende uitspraak van hem. Hij geeft kunst een objectief kader.
Maar ook op kunstgebied is Rookmaaker vooral een christen. Het is misschien wel door zijn invloed geweest dat Filippensen 4:8 vaak als norm voor kunst en amusement wordt geciteerd: de oproep om te bedenken wat waarachtig, eerlijk, rechtvaardig, rein, lieflijk is en wel luidt. In zijn werk ”Kunst en amusement” behandelt hij de tekst uitvoerig. Het is de vraag of deze zo exclusief moet worden toegepast. Rookmaaker zelf haast zich te zeggen van niet, maar in de praktijk hoor je dit vers vrijwel nooit in een ander verband noemen.
In elk geval is Filippensen 4 voor Rookmaaker de norm voor goede kunst en wellicht is het door zijn invloed dat de christelijke kring lang afwijzend tegenover abstracte kunst stond. Wie zijn complete werk doorloopt, ziet dat hij zelf meer nadruk op de inhoud en de betekenis van moderne kunst legt dan op de esthetiek en het technische element ervan. Hij heeft een duidelijke aversie tegen surrealisme, maar weer minder tegen de Stijl, die evengoed revolutionair was. Figuratieve kunst heeft zijn voorkeur boven abstracte, al is hij positief over versimpelde vormen en niet-naturalistische kleuren.
Zo breed als Rookmaaker was, zo breed is ook zijn verzameld werk. Behalve kunsthistorische en cultuurfilosofische boeken en artikelen, bevat een van de zes delen beschouwingen over jazz, blues en spirituals - Rookmaaker waardeerde Mahalia Jackson, de belangrijkste ambassadrice van de gospelsong. Naast een studie over Gods hand in de geschiedenis, kunstrecensies uit Trouw en een paar persoonlijke brieven, is ook een aantal interviews met Rookmaaker zelf opgenomen. Voormalig student en collega van HRR dr. Graham Birthwistle schreef een goede inleiding en Laurel Gasque een uitvoerige (nieuwe) biografie (”Een open leven”), die een aantal sprekende foto’s bevat.
Jaren heeft Rookmaakers dochter Marleen Hengelaar-Rookmaaker aan de uitgave gewerkt: ze maakte Engelse vertalingen van de teksten die haar vader in het Nederlands op de markt bracht. Hoewel er een uitvoerig register op namen en bijbelteksten is opgenomen, is het jammer dat een zaakregister ontbreekt - dat had de uitgave nog toegankelijker gemaakt.
Fundamenteel
Dat Rookmaaker vooral in Abri-kring wordt gewaardeerd is begrijpelijk, maar het zou jammer zijn als orthodox-gereformeerden hem (daarom?) links lieten liggen. Rookmaaker, die voor een lekenpubliek schrijft, benadert zijn onderwerpen met de Bijbel in de hand en daarom verdient hij aandacht. Op sommige punten is zijn schrijven misschien wat gedateerd en typisch een product van de jaren zestig en zeventig. De voorbeelden die hij geeft zijn vaak tijdgebonden en dat is zijn benadering op bepaalde punten ook, maar zijn werk heeft zelfs dan een tijdoverstijgend karakter.
Het is niet overdreven het verzameld werk een monument te noemen. Rookmaakers denken is fundamenteel geweest voor de (veranderde) houding die christenen de laatste decennia ten opzichte van kunst en cultuur hebben gehad. Maar het tijdloze zit hem misschien nog het meest in de houding die Rookmaaker zelf ten opzichte van kunst -en ten opzichte van alle dingen- had: hij isoleerde geen onderwerp van zijn christelijke overtuiging.