Binnenland

Plat in de berm, onder moordend vuur

Wie 104 jaar oud is, heeft de Tweede Wereldoorlog als volwassene meegemaakt. Benthuizenaar O. Bij de Vaate nam in mei 1940 deel aan de verdediging van Nederland tegen de Duitse overmacht. Toen vijf jaar later de bevrijding kwam, geloofde hij het eerst niet.

L. Vogelaar
12 February 2020 18:58Gewijzigd op 16 November 2020 18:13
Benthuizenaar O. Bij de Vaate sr. heeft de vijf oorlogsjaren helder op het netvlies. „Wat denk je dat ze met de Joden doen? vroeg een vriend. Hij had het gezien...” beeld RD
Benthuizenaar O. Bij de Vaate sr. heeft de vijf oorlogsjaren helder op het netvlies. „Wat denk je dat ze met de Joden doen? vroeg een vriend. Hij had het gezien...” beeld RD

Lange tijd zweeg Bij de Vaate over de oorlogsjaren. Maar nu vertelt hij zijn nageslacht vrijwel wekelijks over die ingrijpende periode in zijn leven. De herdenking van 75 jaar vrijheid maakt veel herinneringen los.

Tot in detail noteerde Olivier Bij de Vaate wat hij meemaakte toen Duitsland Nederland overviel. Hij was destijds in Noord-Brabant gelegerd en maakte deel uit van het Regiment Wielrijders. „In de nacht van 8 op 9 mei moet onze sectie een wachtpost betrekken op de weg van Oirschot naar Best en alle vrachtverkeer naar het noorden en westen van het land aanhouden en doorzoeken op wapens en/of munitie, en ook eventueel vreemde soldaten. De meeste chauffeurs protesteren heftig tegen dit oponthoud; naar sommigen beweren nu al de negende maal vanaf de Duitse grens.”

Nederland in oorlog

De negende mei waren de soldaten vrij van dienst, maar de volgende ochtend vroeg was het met de rust gedaan. Duitse vliegtuigen kwamen laag over. „Scheergerei en andere toiletartikelen die een tijdelijke plaats gevonden hebben op een dwarsbalkje aan het hoofdeinde van de krib, vallen door het trillen van de barak op ons hoofdkussen”, noteerde Bij de Vaate kort na de strijd, toen de herinneringen nog vers waren.

Hij zat de rest van die eerste oorlogsdag op de fiets: zijn groep moest naar het noorden, naar Dordrecht. Onderweg werden ze vanuit de lucht beschoten. „Vlak voor of net binnen de gemeente Sliedrecht worden wij door enige vliegtuigen onder vuur genomen. Dekking zoeken is daar tussen de huizen die op de rivierdijk staan niet moeilijk. Er is niemand getroffen, alleen de keukenwagen is beschoten, maar belangrijke schade schijnt er niet te zijn.”

Onder vuur

De volgende morgen werden de Nederlandse militairen bij Alblasserdam op de korrel genomen. „Wij gaan op weg naar de brug met de bedoeling om een overtocht te forceren. De bocht langs de zuidelijke oprit naar de dijk blijkt onder vuur te liggen. Om de trefkans voor de vijand zo klein mogelijk te maken, gaan wij één voor één met zo groot mogelijke snelheid de bocht door, waarbij wij ons zo klein mogelijk maken. Zonder verliezen komen we op de dijk.”

Een van de soldaten kwam om door mitrailleurvuur vanaf de overkant van de rivier. De Alblasserdammers die dicht bij het water woonden, moesten weg. „Het ene gezin na het andere zien wij vertrekken door de weilanden naar het oosten, met soms de vreemdste dingen bij zich, zoals een kanarie in een kooitje, een poes, enfin noem maar op.”

Vol spanning trokken de militairen verder. Er waren geruchten over Duitsers die zich verraderlijk in Nederlandse uniformen staken.

Krijgsgevangene

De sectie Nederlandse soldaten moesten de vijand van het Eiland van Dordrecht verdrijven. Die viel hen intussen vanuit de lucht aan. „Het ene na het andere vliegtuig komt laag overvliegen en neemt ons van noord naar zuid (in de marsrichting dus) onder vuur. Dekken is vrijwel uitgesloten: bomen en struiken staan er niet langs deze weg en de sloten staan vol water. Blijft alleen nog over om languit en plat in de berm de aanval maar af te wachten met het hoofd in de aanvliegrichting. Want onze helm is het minst kwetsbare van onze gehele uitrusting, vermoeden wij.” Het is onderkoeld genoteerd, maar het waren angstige ogenblikken.

„Na enige tijd verdwijnen de vliegtuigen weer, en in de stilte die hierop volgt is het zelfs aangenaam rustig in de wegberm, ook als gevolg van het mooie zomerweer. Nog steeds voorover in dekking liggend val ik al snel in een lichte sluimering, totdat iemand met zijn schoen in mijn heup staat te porren en gaat proberen mij om te draaien. Het is korporaal Zuidema, en met verwondering vraagt hij: Lig jij nou te slapen? Ik dacht dat jij ook dood was, zoals Born.” Die lag slechts een meter of tien bij Bij de Vaate vandaan.

Toen een lange rij Duitse gevechtswagens over de dijk naar hen toe kwam, was de overmacht te groot: de Nederlanders moesten zich overgeven. „Het is voor ons een ongelukkig en zeer vernederend moment. Van een aanvallende en succesvolle troep zijn we ineens krijgsgevangenen. Weer anderen spreken van een soort opluchting: niet meer constant in gevaar.”

Eigen stroom

Nadat Nederland de wapens moest neerleggen, zaten de soldaten nog twaalf dagen gevangen. Thuis wachtte het gewone werk weer, maar nu in een bezet land. Met enkele wapenbroeders heeft Bij de Vaate nog lang contact gehouden.

De oorlog maakte inventief, vertelt de hoogbejaarde Benthuizenaar. „Toen we geen stroom hadden, maakte ik een propeller, zette die op het dak en verbond hem met accu’s die ik bij een autosloperij haalde. Als het stormde, was er veel licht. Bij weinig wind was het donkerder.

Buurman Jan Voets luisterde illegaal naar de radio. Ik bezorgde hem stroom, want wij hadden veel over. De accu’s vervoerde ik ’s avonds op de bagagedrager van mijn fiets. Ik luisterde bij hem dan even mee naar de radio-uitzending vanuit Engeland.

Voets liet me zwarte korreltjes zien en zei: „Daar schijnt olie in te zitten. Maar hoe kregen we die eruit?” Ik had thuis een boek over een oliemolen aan de Zaan, dus ik zei: „Ik denk dat ze die korrels malen.” „Maak eens zo’n ding”, zei hij. ’s Avonds ging ik in de schuur aan een wals prutsen. Om 12 uur kwam vader: „Wat maak je een herrie; we kunnen niet slapen.”

Er kwam olie uit de korrels, maar dat liep gelijk het kaf in. Jan Voets had echter een broer in Berkel die een pers had. Daar mocht ik komen kijken. Onderweg ben ik twee keer weggekropen vanwege luchtalarm. Die broer liet me een worstmolen zien. Zo leerde ik hoe ik olie van kaf kon scheiden.

Als ik ’s avonds en ’s nachts oliezaad maalde, maakte ik de molen aan de gang met een fiets. Voor een fles olie kon ik een paar schoenen kopen.”

Joden

Tal van mensen moesten huis en haard verlaten toen de Duitsers begin 1944 gedeelten van de kuststrook langs de Noordzee onder water zetten uit vrees voor een geallieerde invasie. Ook de familie Bij de Vaate kreeg evacués in huis. „Eén nacht hadden we wel 37 mensen uit Kerkwerve over de vloer. Die sliepen in de achterkamer.”

Ontheemd waren ook de Joden die werden gedeporteerd of die onderdoken. „Een vriend van me uit Apeldoorn zat enige tijd in Kamp Vught, omdat hij vroeger voor de communisten actief was geweest. Hij zei: „Wat denk je dat ze met de Joden doen?” Ik wist dat ze naar het oosten gingen om te werken. Hij had echter gezien dat er bij Joden een touw om de enkels was gebonden en dat ze achter een voertuig het kamp waren rondgesleept totdat er niets meer van hen over was dan een bundel kleren. De Duitsers waren op de vernietiging van de Joden uit.

Twee neven van me uit Rotterdam kozen de verkeerde kant. Ze gingen bij de SS. De een heeft in Wit-Rusland bij de Dnjepr gevochten. Toen hij terugkwam, woog hij niet meer dan 67 pond. In het ziekenhuis in Breda knapte hij op. Hij had er blijkbaar nog niet genoeg van, want toen ging hij naar Italië om te vechten.”

Verzet

Er was in Benthuizen en Hazerswoude geen klokkenmaker. „Ik prutste weleens aan een wekker. Dat werd bekend en op een gegeven moment had ik 35 klokken in de schuur staan. Daar werkte ik aan als het regende. Ik ging er in de oorlogsjaren een cursus voor volgen.”

Bij de Vaate kreeg ook het verzoek om ander werk te doen. „Ik was eens bij mijn vriendin en mijn aanstaande zwager was er ook. ’s Avonds kwam Gerrit Diephout, de commandant van de verzetsploeg, er aan de deur met de vraag of we in het verzet wilden, omdat we allebei in dienst hadden gezeten. Maar dat deden we niet; we hadden gehoord dat er nog weleens ongelukken bij gebeurden.

Als ik bij mijn vriendin was, ging ik pas onder spertijd naar huis. De Duitsers patrouilleerden elke avond, maar je kon hen goed horen. Als het stil was, ging ik snel op huis aan.”

Illegale verkoop

Bij de Vaate had twee bunder land in gebruik en verbouwde er uien en spruiten. „We moesten al het gewas op de veiling aanleveren, maar stiekem verkochten we –tegen veilingprijzen– aan Hagenaars en anderen die om voedsel aan de deur kwamen.

Mijn moeder kookte om 12 uur een dubbele portie. Daardoor hadden we iets om uit te delen. Wij hadden geen honger, al hadden we niet veel. We sneden veel uien en tomaten en bakten die. Dat aten we met brood dat we van aardappelmeel bakten.

Mijn dienstkameraad kwam elke zaterdagmorgen op een bakfiets met ijzeren wielen om eten te halen. Anderen reden op een fiets met houten banden. Zelf heb ik fietsbanden uit autobanden gesneden.”

Eindelijk vrij

De ene na de andere herinnering komt boven. „In mei 1945 kwam ik bij m’n vriendin vandaan. Een jongen uit onze kerkelijke gemeente, Cor Bregman, stond op de weg en zei dat de oorlog afgelopen was. „Ik geloof er niks van”, zei ik. „Ik ga naar de radio luisteren.” Er bleken onderhandelingen gaande te zijn.

De volgende morgen vroeg kwam een collega op de fiets naar hem toe: „We zijn bevrijd.” Er hingen echter nog nergens vlaggen uit. Bij de Vaate ging naar buurman Voets en diens vrouw zei: „Olivier, kom erin. We zijn bevrijd. Ga maar naar de voorkamer.” Daar zat een man of zes bij elkaar, onder anderen burgemeester A. Warnaar van Hazerswoude. Ze moesten het nieuws nog verwerken: eindelijk was Nederland weer vrij.

„Ik hoor nog hoe prins Bernhard na de Bevrijding ons volk toesprak”, zegt Bij de Vaate. Hij bootst het Duitse accent van de prins na: „Landgenoten…”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer