Plaatsvervanging
Jesaja 53:6b
„Doch de Heere heeft onzer aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen.”
God beval Jezus Zijn leven af te leggen, „Niemand neemt het (leven) van Mij, maar Ik leg het uit Mijzelf af: Ik heb macht het af te leggen, en heb macht het weer te nemen. Dit gebod heb ik van Mijn Vader ontvangen” (Joh. 10:18). God riep Hem om ter wille van ons te lijden: „De Heere heeft onzer aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen.” Hieruit blijkt dat het bloed van Christus de macht heeft om de zonden weg te nemen.
Het lijden was een belangrijke zaak voor de Zoon van God. Vanaf de grondlegging der wereld was er nooit iets groters dan dit, noch zal er ooit zoiets als dit zijn. De waardigheid van de Persoon van Christus is oneindig en de liefde van Zijn Vader is buitengewoon groot. Zou God de Vader deze straf voor niets of voor een kleinigheid op Hem gelegd hebben? Het moest zeker voor een of ander groot doel zijn. God voorzag het grote heil dat daardoor zou komen.
En zou de Zoon zo’n grote smart hebben willen ondergaan als dat niet toereikend was om de overvloed van zonden te verzoenen? Hij wist dat velen daardoor verlost zouden worden. „De Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen” (Matth. 20:28).
Salomon Stoddard, predikant te Boston
(”Showing the Virtue of Christ’s blood”, 1717)