Niets is wat het lijkt in Noord-Korea
In Noord-Korea is niets wat het lijkt. Toch probeert wereldreiziger en presentator Michael Palin (76) in zijn boek ”Noord-Korea dagboek” een blik achter de schermen in het geheimzinnigste land ter wereld te geven. Hij beschrijft stap voor stap wat hij tijdens zijn 15-daagse reis op het ongrijpbare schiereiland ziet, hoort en ervaart.
Buitenlandse toeristen laten hun onafhankelijkheidsbesef achter bij de grenzen van de Democratische Volksrepubliek Korea (oftewel: Noord-Korea). Alle bagage wordt doorzocht; een begeleider krijgen ze direct bij aankomst toegewezen. Vrij en ongezien bewegen is geen optie. Eén verkeerde opmerking of actie kan levensgevaarlijk zijn.
Toch nuanceert Palin –en zijn regisseur Neil Ferguson in het nawoord– de restricties: Ja, er zijn zware beperkingen, maar de gidsen geven wél vaak aan wensen toe. Er kunnen compromissen worden gesloten: de ene straat mag wel worden gefilmd of gefotografeerd, de volgende niet. Deze tussenoplossingen moeten wel altijd een positief beeld van het land opleveren. Zo mocht Palins team een stuk straat niet filmen omdat er een warenhuis werd herbouwd. De rommel van de bouw zou een slechte indruk van de stad geven.
Het belang van de uiterlijke schijn wordt verschillende keren in het boek benadrukt. De presentator mag bijvoorbeeld wanneer hij een boerencoöperatie –10 dorpen, 650 boeren, 1700 inwoners– bezoekt, niet op zijn knieën het land bewerken. Dat zou volgens zijn Noord-Koreaanse begeleiders een verkeerde boodschap over de stand van de landbouw in het land weergeven. Bovendien moet er een tractor in beeld verschijnen, als symbool van moderniteit. Ook biercafés –populair in de Noord-Koreaanse hoofdstad Pyongyang– mogen vanwege de dronken en luidruchtige Noord-Koreanen niet worden vastgelegd.
Viltstift
Terwijl de staatsburgers meer vrijheden genieten, wordt ook hen tot een bepaalde hoogte een schijnwereld voorgehouden. Wanneer Palin een wereldbol meeneemt naar een basisschool, levert dat een groot probleem op. De kinderen leren namelijk dat het schiereiland geen grens tussen Noord en Zuid heeft. Met een viltstift moet Korea worden ingekleurd, zodat de grens niet meer zichtbaar is.
Dat de wereldreiziger ook gemakkelijk een schijnwereld kan worden voorgehouden, is een zwakte van het boek. Hoewel Palin op een laagdrempelige manier –veel foto’s, minder tekst– zijn tijd in Noord-Korea goed weet te omschrijven, ontbreekt de diepgang van hoe, wat en waarom dingen gebeuren.
Meer dan eens moet hij bekennen dat hij niet weet hoe hij de dingen die hij ziet en meemaakt moet plaatsen. Dat begint al vroeg in het verhaal: Palin reist vanuit China met een trein naar Pyongyang. De dorpen die hij vanuit zijn coupé ziet, „ogen netjes en goed onderhouden.” Of is dat alleen maar schijn, vraagt hij zich vervolgens af. Bovendien belemmert zijn zeer beperkte kennis van de Koreaanse taal hem, want wat zegt die scholiere die vol passie een gedicht voorleest eigenlijk?
Onwetendheid
Het toppunt van zijn onwetendheid van de spanningen, diplomatieke spelletjes, gevaren en achtergronden van het land is wanneer hij in zijn hotel in Pyongyang de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Mike Pompeo, tegen het lijf loopt. Niet dat hij de minister in eerste instantie zelf herkent. Palins team moet hem er later op attenderen.
Voor iemand die wil weten wat een toerist precies meemaakt wanneer het geheimzinnigste land ter wereld wordt bezocht, is ”Noord-Korea dagboek” een makkelijk weg te lezen boek. Maar voor degenen die meer willen weten over de cultuur of hoe Noord-Koreanen leven en wat zij meemaken, is het dagboek een afrader. Tot zijn spijt moet de schrijver in zijn laatste hoofdstuk bekennen: „ze hebben een spel met ons gespeeld.” Uiteindelijk kan het boek alleen maar laten zien wat Noord-Korea wil laten zien. Dat is jammer, want niets is wat het lijkt op het schiereiland.
Boekgegevens
Noord-Korea dagboek, Michael Palin; uitg. Spectrum; 188 blz.; € 19,99