Euthanasie? Zeg niet te vlug ja
Een euthanasieverzoek; daar wil zelfs de meest progressieve arts zorgvuldig mee omgaan. Maar soms is de verleiding om te snel ”ik doe het” te zeggen te groot. Dat achteraf nog proberen te herstellen, is makkelijker gezegd dan gedaan.
Het hart zegt ja, het hoofd zegt nee. Het is een dilemma waar elk mens van tijd tot tijd mee te maken krijgt. Soms aan het begin van de dag; beantwoord je eerst nog wat mails op het gevaar af in de file te belanden? Soms halverwege de dag: lunch je toch maar mee met collega’s, in de middagpauze die je eigenlijk voor het bijwerken van je declaraties had bestemd? En soms aan het eind: zoek je toch maar je bed op en neem je het risico dat een dringend appje tot morgenochtend ongelezen blijft voor lief?
Vele malen indringender zijn de keuzes waar artsen soms voor komen te staan. Hart, hoofd, verstand, gevoel, patiëntenrechten, beroepsethiek; idealiter zijn ze met elkaar verenigbaar. Tegelijkertijd weet elke medicus hoe verdraaid lastig dat soms kan zijn.
Burn-out
Heel schrijnend is het dilemma van een huisarts die een patiënt met uitgezaaide darmkanker tegenover zich krijgt. De man doet een beladen verzoek, uitgerekend op de laatste werkdag voor de arts, die op de rand van een burn-out staat en een tweeweekse time-out denkt te kunnen nemen. Hij wil euthanasie, maar het hoofd van de arts zegt nee. Tegelijkertijd grijpt het lijden van de man hem aan. Er flitst een gedachte door zijn hoofd: over precies een week moet hij zijn verlof onderbreken en toch dienst doen omdat hij voor die dag geen vervanger heeft kunnen vinden. Ligt daar wellicht ruimte om tegemoet te komen aan de wens? Het hart zegt: doen, en voor hij er erg in heeft, floept het eruit: „Akkoord.”
Het doen van die toezegging illustreert hoe slecht het toen al met zijn geestelijke toestand was gesteld, oordeelt het tuchtcollege achteraf. Praktisch is het voorstel immers bijzonder bewerkelijk. Het betekent dat er in allerijl een gesprek moet volgen met de patiënt, waarin wordt getoetst of aan de zorgvuldigheidseisen is voldaan. Verder moet er verplicht een arts-consulent worden gezocht die ook snel zijn oordeel moet geven. De medicatie moet worden geregeld, én dan moet de euthanasie worden verricht tussen vele andere afspraken door; op een dag waarop er geen waarnemer is.
Langzaam dringt het tot de arts door dat hij zich in een onmogelijke situatie heeft gemanoeuvreerd. Eerst is hij nog een halve nacht op pad om een andere patiënt te begeleiden bij het sterven (overigens niet door euthanasie te verrichten, maar door palliatieve zorg te bieden); dan breekt het weekend aan. Op zijn eerste verlofdag trekt hij de stoute schoenen aan. Hij belt de patiënt, en trekt zijn toezegging in. De ware reden, overbelasting, laat hij achterwege. In plaats daarvan jokt hij dat hij onverwacht toch twee volle weken met vakantie kan.
Ook de verpleeghuisarts van de zorginstelling waar de man verblijft, seint hij in. Dat gebeurt eveneens in verkapte bewoordingen, waarbij de huisarts tussen de regels door als optie suggereert dat de collega deze taak wellicht in zijn plaats kan doen.
Zorgvuldig
De familie voelt zich geschoffeerd en de zaak escaleert, met als gevolg een tuchtklacht. Gelukkig formleert het tuchtcollege loepzuiver welke vraag hier ter beoordeling voorligt. Níét: mag een arts een euthanasieverzoek weigeren en ook niet: mag hij een toezegging intrekken? Maar: als hij of zij een toezegging intrekt, hoe zorgvuldig moet dat dan? Het oordeel is helder: niet via de telefoon. Dat is slordig en onzorgvuldig. Collega’s opschepen met jouw dilemma’s is al even onprofessioneel. De arts krijgt een waarschuwing.
Op de vraag wat hij van het voorval heeft geleerd is hij helder. Hij neemt geen euthanasieverzoeken meer in behandeling. Kortom, eenmalig zei het hart al nee; voortaan zeggen hart én hoofd dat definitief.
In deze rubriek bespreekt redacteur Jakko Gunst een actuele medische tuchtzaak.