„Ambt en bediening niet gelijk”
Alle ambten zijn diensten, maar niet alle diensten zijn ambten. Hoewel in de praktijk de ”bedieningen” dicht tegen de ambten aanleunen, moet het kerkordelijk onderscheid tussen ambten en bedieningen gehandhaafd blijven, zo betoogde ds. W. P. Emaus dinsdag tijdens de ontmoetings- en toerustingsdag voor hervormd-gereformeerde kerkelijk werkers in Woudenberg.
Deze dag wordt jaarlijks georganiseerd door de hervormd-gereformeerde sectie in de Federatie van Kerkelijk Werkers.
Ds. Emaus, predikant van de hervormde gemeente in IJsselstein, sprak over het thema ”Ambt en dienst”. „Ambten en diensten hebben elkaar nodig en vullen elkaar wederzijds aan. Maar ik ben het oneens met prof. G. Heitink, die onlangs een pleidooi voerde om alle kerkelijk werkers in het ambt te bevestigen.”
De predikant begon zijn lezing vanuit Efeze 4 met een bijbelse visie op het ambt. „Iedere christen ontvangt gaven om daarmee te dienen. Alle christenen zijn geroepen tot dienstbetoon, maar niet bij allen draagt dit een ambtelijk karakter. De ambten zijn ingesteld om aan het dienen van allen leiding te geven. De ambten zijn een speciale dienst, om de gelovigen tot dienstbetoon toe te rusten. Dat is de centrale gedachte uit Efeze 4”, aldus ds. Emaus.
Volgens ds. Emaus spreekt Efeze 4 vervolgens over de gemeente in de beeldspraak van het lichaam van Christus. „In dat beeld zijn de ambten de pezen of spieren van het lichaam. Pezen geven stevigheid aan het lichaam en hebben een coördinerende en stimulerende rol. Naar toenmaals medisch inzicht werd aan de spieren ook een taak in de voedselverspreiding toegekend. Coördinatie en regulering kan niet zonder gezag worden uitgeoefend. Leidinggeven betekent niet dat ambtsdragers de gaven van gemeenteleden blokkeren of negeren. Integendeel, die regulerende en stimulerende taak is er juist om de gaven van de anderen tot ontplooiing te laten komen.”
De predikant maakte een vertaalslag naar de praktijk van de kerkelijk werker. Met uitzondering van de woordbediening en het regeerambt blijkt deze in de gemeente veel te doen wat een predikant ook doet. In de kerkorde worden niet-ambtelijke taken bij de zogenaamde bedieningen ondergebracht. De kerkorde van 1951 onderscheidde het ambt van de bediening. Vanuit de apostolaattheologie werd de bediening gezien op het vlak waar kerk en samenleving elkaar raken. Ook de nieuwe kerkorde van de PKN geeft belijdende leden de mogelijkheid in een bediening te worden gesteld.
Deze instelling biedt volgens ds. Emaus goede aanknopingspunten voor de positie van de kerkelijk werker. „Kerkelijk werkers zijn vanwege de beperkingen in hun opleiding niet tot prediken geroepen. De bediening van het Woord is alleen voorbehouden aan mensen met een klassieke opleiding theologie. Integrale deelname van de kerkelijk werker aan de kerkenraad is niet gewenst, al kunnen ze vanwege hun specifieke kennis incidenteel wel vergaderingen van de kerkenraad bijwonen.”
Voor de positie van evangelist wilde ds. Emaus een uitzondering maken. Op grond van de Bijbel pleitte hij voor het invoeren van een vierde ambt. „Meer schriftgegevens suggereren dat de evangelist naast de prediker en de ouderling staat. In de Bijbel functioneert de evangelist als vervanger van de zendeling bij de opbouw van de jonge gemeente. In die missionaire context tijdens de opbouwfase beschikt de evangelist over stimulerend en coördinerend, dus regulerend gezag. In de beeldspraak van Efeze 4 behoort deze bediening tot de pezen van het lichaam. Toegepast op onze tijd zou bijvoorbeeld in de grote nieuwbouwwijken de kerkelijk werker het ambt van evangelist kunnen bekleden.”