Serie Uit de boekenkast: Jeannette Wilbrink-Donkersteeg
Liefde voor de bergen en de natuur. Zoeken naar stilte. Worstelen met het leven. De boeken die Jeannette Wilbrink-Donkersteeg (48) stempelden laten een heldere rode draad zien. En tonen aan hoeveel impact lezen heeft. ”De kleine Heidi” was ooit haar jeugdfavoriet; inmiddels woont ze zelf in de bergen.
Op dit moment is ze bezig in ”De bijenhouder van Aleppo”, een roman over bootvluchtelingen, maar meestal leest ze oudere boeken. Sterker nog: eigenlijk vindt Jeannette Wilbrink-Donkersteeg het vaak jammer dat er zo veel nieuws op de markt komt, terwijl er een overdaad aan mooie boeken voorhanden is. Haar liefde heeft ze in elk geval kunnen overdragen op haar kinderen. Zoon Matthias (15) leest momenteel de romans van Victor Hugo. „Klasgenoten kijken hem aan alsof hij uit een museum is weggelopen en vragen waar hij dat boek heeft opgegraven.” Bij Wilbrink-Donkersteeg zelf zat de liefde voor oudere literatuur er ook al jong in.
”Heidi”: ontdekking van lezen 1. „Toen ik zes was, kreeg ik een boekje van de buren. Als bedankje, omdat mijn ouders op hun hondje Binkie hadden gepast terwijl zij vakantie vierden in de bergen. Het was mijn eerste boek zonder plaatjes, het leek me niks, maar ik begon toch te lezen en ik vond het zo geweldig! Ik denk dat dit verhaal van Johanna Spyri, over Heidi die bij haar opa op een berg woont, het begin is geweest van mijn liefde voor lezen. Ik ontdekte dat je meegesleurd kunt worden, meeleeft en meelijdt.
Ook het verlangen naar de bergen en de natuur werd toen al geboren. Ik vond het, met Heidi, heel erg dat zij tijdens een lang verblijf in de stad Frankfurt uit het raam keek en de lucht helemaal niet kon zien. Ik weet ook nog dat andere buren van ons ’s nachts vertrokken voor een vakantie en dat ik zat te huilen voor het raam. Omdat zij naar de bergen gingen en wij niet.
Kinderboeken kunnen veel impact hebben als het gaat om gewetensvorming. Maar ik ben ervan overtuigd dat ze ook van invloed zijn op je dromen, je interesses en wellicht je levensloop.”
Den Doolaard: verlangen 2. „Toen ik een jaar of twaalf was kocht mijn vader een enorme bibliotheek van een oude dame. Boeken van Aart Romijn, Barend de Graaff, Rie van Rossum, dat genre. Ik las ze veel.
Op de middelbare school ontdekte ik A. den Doolaard. ”De grote verwildering” sprong er voor mij uit, over de man die als eerste de Mont Blanc beklom. Weer die bergen, hè.
De hoofdpersoon wordt heen en weer geslingerd tussen passie voor de berg en voor zijn vrouw. Het gevoel dat je naar de top wilt, telkens als je een berg ziet, ik begreep het. En het besef dat de bergen geweldig zijn, maar ook gevaarlijk. Dat als je voor het ene gaat, dit nogal eens ten koste van iets anders gaat. Je moet altijd kiezen en alles heeft zijn prijs. Vaak als je naar een top denkt te klimmen, blijkt er boven een ándere, nog hogere top te zijn. Daarom moet je leren leven met verlangen, en ook genieten van de vergezichten en de ruimte die je wél hebt. Iets wat de hoofdpersoon niet doet.”
Wilma: ziekte en overgave 3. „Samen met mijn vader bezocht ik als tiener schrijversdagen. Ook de Wilmadagen rond de schrijfster Wilma (Willemina Vermaat, MO) in Beekbergen. Haar werk begon ik pas echt te begrijpen toen ik een paar jaar later als bestuurslid bij de Wilmastichting betrokken raakte. Ik herkende me in sommige opzichten in de schrijfster. Als kind was ze bang en overgevoelig en ze wist geen raad met het lijden van mens en dier. Ik worstelde daar ook mee. Rond mijn twintigste was ik een aantal jaren psychisch ver van huis. In die periode zat ook dr. G. W. Marchal in het bestuur en hij heeft veel voor mij betekend, zoals hofprediker J. H. Gerretsen een grote rol speelde in Wilma’s leven.
In Wilma’s boeken gaat het altijd over crises –in ”De kruisboom” is dat een huwelijkscrisis– en hoe je daarmee omgaat. Wilma’s stijl is wat zweverig en ze is soms slordig in de compositie van verhalen. Maar als ik over de drempel heen ben, word ik zo gegrepen. „God heeft niet geleden opdat wij in onze chaos en verwarring nog een ietwat dragelijk bestaan zouden hebben”, schrijft ze in ”De kruisboom”. Nee, het gaat om verlossing van schuld, om verzoening, om overgave.”
Potok: worsteling met geloof 4. „Tussen mijn twintigste en dertigste heb ik alles van Chaim Potok verslonden. ”Uitverkoren” en ”Mijn naam is Asjer Lev” bleef ik herlezen. De worsteling die uit de boeken spreekt herkende ik zo, zeker rond mijn ziekte.
Ik lag in die jaren overhoop met kerk en geloof. Net zoals Danny het moeilijk heeft met het orthodox-Joodse milieu waarin hij leeft. Wat doe je als je te maken hebt met twee werelden? Wie heeft er gelijk? Wat is waar? Potok geeft geen antwoorden – hij zet wel op een bepaald spoor. Hoe de vader van Danny’s vriend met Danny’s vragen omgaat is zo mooi. Ik denk dat je op dat punt moet komen: dat je begrip en waardering hebt voor bepaalde gedachten en tradities, maar ze niet verheft tot kern. Waarbij je uiteraard ook niet tot in het oneindige kunt relativeren en nuanceren. Bij mij is dat een lang proces geweest.
Nu hebben we er, na onze verhuizing naar Karinthië, weer mee te maken. We komen uit een andere cultuur dan de mensen hier. Het gekke is dat ik het inmiddels juist verrijkend vind in plaats van verwarrend en beangstigend. We zijn aangesloten bij een heel Bijbelgetrouwe gemeente, maar krijgen gerust een uitnodiging om na de dienst mee te gaan schaatsen. Dat levert dan weer een boeiend gesprek op. Potoks boeken helpen je na te denken over wat wezenlijk is.”
Brontës: liefdes komen samen 5. „Vanaf mijn zestiende heb ik veel in Engeland gewerkt: in verzorgingstehuizen van de Strict Baptists. Ik raakte in de ban van het oude Engeland en las veel Engelse literatuur: Dickens, Austen, Wordsworth en natuurlijk de zussen Brontë.
In de biografie ”De Brontës” van Juliet Barker bleken veel van mijn voorliefdes bij elkaar te komen: de victoriaanse cultuur, de natuur, de impact van boeken in je leven, passie voor schrijven en het gebukt gaan onder het je anders voelen: de Brontës kenden veel eenzaamheid. Aanvankelijk werden de zussen verguisd omdat ze, als vrouwen, schreven en om wát ze schreven. Ik vind het fascinerend hoe ze toch hun eigen weg bleven gaan.
Daarnaast heb ik iets met biografieën, zeker sinds ik in 1996 een levensbeschrijving over ds. J. T. Doornenbal schreef. Ik vind ze vaak enorm leerzaam.”
Wiechert: verlangen naar rust 6. „”Het simpele leven” van Ernst Wiechert kreeg ik in handen via dr. Marchal. Hij geeft me veel boeken uit zijn bibliotheek en ik moet keuzes maken in wat ik wel en niet lees. Dit boek is een aanrader. Het gaat over iemand die alles achterlaat en zich terugtrekt op een eiland. De hoofdpersoon, een zeeofficier, beseft na afloop van de Eerste Wereldoorlog hoe leeg zijn leven van uitgaan en veel feestjes eigenlijk is. Op een eiland vindt hij de rust die hij zoekt. ’s Avonds heeft hij tijd om na te denken en te lezen.
Het filosofische in het boek, het leven dicht bij de natuur, het zoeken naar de zin van het leven en het verlangen naar rust spreken me aan. Die hunkering naar rust snappen mensen niet altijd, merk ik. Veel van onze vakantiegasten zeggen: Het is fantastisch hier, maar ik moet er niet aan denken er ’s winters maandenlang te zitten, zoals jullie. Terwijl ik dat juist ook heerlijk vind.”
Klepper: terugvallen op God 7. „Het boek dat in de afgelopen jaren de meeste indruk op me heeft gemaakt is ”Onder de schaduw van Uw vleugels”: een selectie uit de dagboeken van Jochen Klepper. Ik koop maar weinig nieuwe boeken, maar toen ik hierover las, móést ik het lezen. Klepper woonde in Berlijn, trouwde begin jaren dertig met een Joodse weduwe en zag het net zich steeds verder om hen sluiten. Klepper is schrijver, mag op gegeven moment niet meer publiceren, hij moet het nieuwe huis van zijn vrouw en hem afbreken. Alles wat hij doet en heeft wordt hem afgenomen. Het is heel bijzonder om te zien hoe hij steeds weer terugvalt op God. Terwijl, zoals hij zelf schrijft, de meesten zich ontwikkelen tot nihilist.
Het is een enorme, intense strijd en dat maakt het boek zo aangrijpend. „Voor God verstom ik almaar meer (…) God weet, meer kunnen wij niet begrijpen.” Hij en zijn vrouw spelen met de gedachte om zelfmoord te plegen als ze opgepakt zouden worden. Het boek laat je achter met heel veel vragen en ik merk dat ik erover blijf nadenken. Het leven bestaat voor een groot deel toch ook uit worstelen, voor iedereen. In veel christelijke boeken krijg je een goedkope oplossing, hier niet. Ik vind dat de kern overblijft: het terugvallen op God.”
Jeannette Wilbrink-Donkersteeg
Jeannette Wilbrink-Donkersteeg (Voorthuizen, 1971) woonde met haar man Harold en hun kinderen Maria, Matthias en Rachel jarenlang in Lieren. In 2016 emigreerde het gezin naar Karinthië (Oostenrijk), waar ze in de zomer appartementen verhuren.
Wilbrink-Donkersteeg ging naar de Evangelische Hogeschool voor Journalistiek en was van 1992 tot 2016 redacteur bij het Reformatorisch Dagblad. Ze debuteerde in 1996 met een levensbeschrijving over ds. J. T. Doornenbal en schreef diverse kinder- en jeugdboeken. De wintermaanden staan nog altijd in het teken van schrijven, redigeren en vertalen voor christelijke uitgeverijen. Het gezin is aangesloten bij de Evangelikale Gemeinde Klagenfurt.