Dr. Klaassen: Protestanten relativeren eigen erfgoed in verklaring over rechtvaardiging
Protestanten en rooms-katholieken vieren donderdag met een gezamenlijke dienst in Stuttgart de twintigste verjaardag van de gemeenschappelijke verklaring over de rechtvaardiging. Luthersen en rooms-katholieken bereikten daarmee in 1999 overeenstemming over hét leerstuk van de Reformatie. Hoe gereformeerd is het akkoord?
De verklaring, in eerste instantie een project van luthersen en rooms-katholieken, werd in later jaren ook ondertekend door methodisten, anglicanen en –in 2017– door gereformeerden. Ook de Protestantse Kerk in Nederland stemde toen met het document in. „De verklaring geldt nu als gezaghebbend in het protestantisme”, vertelt dr. M. Klaassen, hervormd predikant in Arnemuiden en voorzitter van de stichting In de Rechte Straat.
Wat verklaart het document?
„De verklaring bevat twee kernpunten. Het eerste punt is dat er verschillen zijn, maar dat die niet meer als kerkscheidend gezien worden. De wederzijdse veroordelingen acht men niet meer van toepassing. Het tweede punt is dat er oversteenstemming is bereikt over de leer van de rechtvaardiging.”
Ondertussen is de verklaring dus ook door gereformeerden en anglicanen aanvaard. Een positieve ontwikkeling?
„Het positieve is dat er overeenstemming is bereikt over de rechtvaardiging en beleden wordt dat die geschiedt door Christus, uit genade alleen. Toch is dat vanuit gereformeerd perspectief onvoldoende. Er zitten lacunes in de verklaring. De verschillen tussen Rome en Reformatie bestaan nog steeds. Het belangrijkste bezwaar is dat de klassieke roomse visie dominant is. Artikel 11 definieert de rechtvaardiging als vergeving van zonden én de bevrijding van de macht van de zonde. Door die laatste toevoeging vloeien vergeving en vernieuwing ineen. Feitelijk vertolkt het stuk de roomse visie op rechtvaardiging, waarbij heiliging en rechtvaardiging samenvallen. Rechtvaardiging wordt dan een levenslang proces. Ook ontbreekt de gereformeerde leer van de imputatie, de toerekening van Christus’ gerechtigheid, waardoor wij rechtvaardig zijn.
De protestanten hebben dus de meeste concessies gedaan. Het probleem is dat de protestanten hun eigen erfgoed relativeren, waardoor de leer van de rechtvaardiging steeds verder naar de achtergrond verdwijnt.”
Doet het akkoord recht aan de Bijbelse rechtvaardigingsleer?
„Er zijn grote Bijbels-theologische bezwaren tegen de verklaring in te brengen. Bij de woorden ”rechtvaardig” en ”gerechtigheid” gaat het in de Bijbel niet om een verandering in de persoon, maar van iemands status. God ziet de gelovige zondaar uit genade aan als had hij aan alle eisen van Zijn wet voldaan en kent hem de status van rechtvaardige toe. In Gods oog is Abraham een rechtvaardige, ook al was hij zondig. Die status werd hem door het geloof toegekend. Vanuit nieuwtestamentisch perspectief is het Christus’ gerechtigheid, die door het geloof wordt toegerekend. De exegetische gegevens laten zien dat de rooms-katholieke lezing van het begrip ”rechtvaardiging” in Paulus’ brieven onjuist is.
Sommige rooms-katholieken erkennen dat. De jezuïet en nieuwtestamenticus Joseph Fitzmyer geeft toe dat rechtvaardiging niet verwijst naar een innerlijke verandering, maar naar de toekenning van de status van een rechtvaardige.”
Welke stappen zijn volgens u wel noodzakelijk voor toenadering tussen Rome en Reformatie?
„Het is goed om met elkaar in gesprek te gaan en elkaar op een juist Schriftverstaan te wijzen. Protestanten hoeven daarbij hun opvatting van de rechtvaardiging niet te wijzigen, maar de rooms-katholieken zullen zo eerlijk moeten zijn om toe te geven dat zij de Schrift op dit punt niet goed verstaan. Fitzmyer is daarin een voorbeeld. Maar omdat Rome uitgaat van het eigen leergezag is het voor rooms-katholieken heel moeilijk om concessies te doen. Zij komen niet verder dan een relativering van de vervloekingen die op het concilie van Trente zijn uitgesproken tegen degenen die de reformatorische leer van de rechtvaardiging vertolkten.”