Hoe de Driestar meer werd dan een pabo
Toen Piet Kuijt op de orgelzolder van een kerk in Krabbendijke zijn eerste kwekelingen opleidde tot onderwijzer, had niemand kunnen denken dat hij daarmee het fundament legde voor het reformatorisch onderwijs. De Driestar is 75 jaar later „meer dan een pabo”, zegt historicus John Exalto.
Met de Driestar is hij vergroeid. Evert Kuijt (80), bekend als schrijver van onder meer de Kinderbijbel en Kleuterbijbel, is zelf nog baby als zijn vader Piet hoofdonderwijzer wordt van de lagere school van de gereformeerde gemeente in Krabbendijke. Schoolverlaters hebben dan, begin jaren veertig, vaak geen mogelijkheden om verder te leren. Daarom start Kuijt avondcursussen, die in korte tijd 133 man trekken. Genoeg om een mulo te beginnen. Maar ook na de mulo willen Kuijts leerlingen verder studeren. Dus start hij een opleiding tot onderwijzer. De Driestar is geboren: deze week precies 75 jaar geleden.
„Mijn vader zag dat het algemeen christelijk onderwijs op geestelijk gebied verflauwde. En van ds. Kersten had hij gehoord dat reformatorische leerkrachten broodnodig waren”, vertelt zoon Evert Kuijt. „Dat was zijn drive om de kweekschool op te zetten.”
De eerste kwekelingen volgen lessen op de orgelzolder van de plaatselijke gereformeerde gemeente. Al snel verhuizen ze naar het schoolgebouw van de mulo. Daar krijgen de muloleerlingen van acht tot één les en vervolgens de kwekelingen van één tot zes – van dezelfde docenten.
Watersnood
In razend tempo verwerft de kweekschool bekendheid. Ouders uit het hele land sturen hun kind naar Krabbendijke. Maar dan wordt het 1953 en verwoestend water spoelt over Zeeland. Krabbendijke blijft droog, mede dankzij de kleizakken die jongens van het internaat samen met de havenmeester bij de dijk plaatsen.
Toch bracht de watersnood ook de kweekschool in gevaar, vertelt Evert Kuijt. Via de radio werd namelijk bericht dat leerlingen van de Driestar terechtkonden bij andere kweekscholen. „Dat had het einde van de Driestar kunnen betekenen. Het was een wonder dat mijn vader snel tijdelijk onderkomen kon vinden in Utrecht.”
Desondanks blijft het de vraag of de Driestar kan overleven in Zeeland. Het volgende schooljaar druppelen slechts vijf aanmeldingen binnen. Subsidieaanvragen stranden, omdat de school volgens het ministerie niet levensvatbaar is. „Leraren moesten betaald worden van giften van vaak arme mensen. Sommigen hadden een potje staan waar zo nu en dan een paar stuivers in gingen”, weet Kuijt. Wilde de Driestar kans maken op overheidsgeld, dan zou de school weg moeten uit Zeeland. „Het was een enorme beslissing om te verhuizen. Mijn vader gaf alle zekerheden op, nam een enorm risico.”
In Gouda, waar Kuijt in 1954 een locatie vindt, wordt de school interkerkelijk. Er zitten vanaf dat moment niet alleen meer mensen van de Gereformeerde Gemeenten in het bestuur. Ondertussen zorgt Kuijt ervoor dat alle docenten –inclusief hijzelf– bevoegd worden. Daarna kan het ministerie de aanvraag niet meer afwijzen.
Scharrelen
Ook zoon Evert wordt kwekeling. „Voordat ik het wist, stond ik al ingeschreven. We hebben het er nooit over gehad. Typisch pa. Hij kon mensen enorm enthousiast maken, maar was daarmee ook overheersend. Maar wat zou hij zonder die eigenschap bereikt hebben?”
In de avonduren gaat zijn vader het land in om lezingen te houden en geld op te halen. „De toespraken schreef hij uit, maar zijn boekje ging niet open. Alles deed hij uit het hoofd. En dan moest hij ook nog lessen voorbereiden, huiswerk corrigeren, vergaderen, opperhoofd zijn van de school. Ik begrijp niet hoe deze man zo ontzettend veel werk heeft kunnen verzetten. Bovendien: voor alle leerlingen voelde hij zich verantwoordelijk.”
Dat verantwoordelijkheidsgevoel gaat ver. Zo verbiedt Kuijt het de kwekelingen ten strengste om verkering te hebben met iemand anders van de Driestar. „Op zaterdagavond reed mijn vader op z’n fiets rondjes om te kijken of er in het donker stelletjes aan het scharrelen waren. Wat hij niet in de gaten had, was dat er bij zijn fietslamp een rubbertje was afgesleten. Aan het flakkerende licht zagen de leerlingen hem al van ver: „Daar komt Kuijt, wegwezen!””
Zijn vader was iemand die alles op zich nam, zegt zoon Evert. „Ik zie hem nog bezig met een bezem in het nieuwe gebouw in Gouda. Vreemd eigenlijk dat hij dat deed. Misschien kon hij niet goed delegeren. Als hij zag dat er iets moest gebeuren, was hij niet te temmen. Maar als hij die mentaliteit niet had gehad, was de hele Driestar er niet geweest.”
Nee, zijn vader had niet kunnen bedenken dat zijn lessen aan de Zeeuwse muloleerlingen zouden uitgroeien tot wat de Driestar nu is. En ook niet dat hij een van de belangrijkste grondleggers van het reformatorisch onderwijs zou worden. Zo hebben veel reformatorische middelbare scholen hun bestaan aan Kuijt te danken.
Christelijke professionals
De kweekschool is na 75 jaar dan ook „meer dan een pabo”, zegt John Exalto, historicus en auteur van twee boeken over de Driestar. „Het is niet zomaar een onderwijzers- en lerarenopleiding, maar een instelling die in het hart van de gereformeerde gezindte staat. Met de ambitie om jonge mensen tot christelijke professionals te vormen.” De Driestar is volgens hem „een plaats van vorming, ontmoeting en toerusting van jonge en oudere christenen.”
De Driestar uit de tijd van Piet Kuijt lijkt volgens Exalto „heel erg” op de Driestar in de tijd van Rens Rottier, de huidige voorman. „Beiden willen in trouw aan de bevindelijk gereformeerde traditie studenten vormen tot leerkrachten voor nieuwe generaties in het christelijk onderwijs. Beiden wilden dat ook doen in dialoog met hun tijd.”
Daarin schuilt tegelijkertijd een belangrijk verschil, zegt de historicus. „Waar Kuijt zich keerde tegen andersoortige christenen, is die luxe nu niet meer mogelijk. Door de teruggang van het christendom kan de Driestar zich dus steeds minder als verbijzondering van het christendom presenteren.”
Levensovertuiging uitleggen
Studenten leren om in gesprek te gaan over het geloof, ziet Exalto anno 2019 als een belangrijke taak voor de Driestar. „De secularisatie maakt het steeds belangrijker dat leerlingen en studenten hun levensovertuiging onder woorden kunnen brengen en kunnen uitleggen. Tegelijkertijd lijkt de polarisatie in de achterban van de Driestar soms toe te nemen. Ook in eigen kring moeten studenten leren omgaan met verschillen.”
Een taak voor de hogeschool. „De pabo is vanaf het begin een plaats geweest waar diverse kerkelijke denominaties met elkaar samenwerkten. Die interkerkelijkheid kan studenten leren om hoofd- en bijzaken te onderscheiden, en ook dat er verschil van inzicht kan en mag bestaan.”
Zaterdag in RDMagazine: oud-studenten uit de afgelopen acht decennia over de betekenis van de Driestar.
„Ik weet dat elke dag genoeg aan zichzelf heeft”
Oud-student Menno van der Haven (56) uit Waddinxveen:
„Op de Driestar ontmoette ik begin jaren tachtig een geweldige vriendin – nu mijn vrouw. We keken elkaar aan: jij wordt kleuterjuf, ik meester. Al snel viel die droom in duigen.
Er was geen baan te vinden toen ik als 19-jarige was afgestudeerd. Na ergens in de tachtig sollicitaties, allemaal met het handje geschreven, was het raak. In Capelle aan den IJssel mocht ik een paar maanden een zieke docent vervangen. Daar sta je dan met je diploma en een hoop ambities. In korte tijd draaide ik vast in het stroperige, voorspelbare schoolsysteem: eerste de psalm zingen die op het rooster staat. Daarna rekenen: methode dit, lesje dat. Drie kwartier later aardrijkskunde. Dan is biologie aan de beurt. Elke week hetzelfde. Ik voelde me zo opgesloten.
Dingen bedenken, ontwikkelen en verbeteren, daar houd ik van. Zo kwam ik terecht op wat nu het mbo is, op de nieuwe afdeling detailhandel. Vreselijk leuk was dat! Alles was nieuw en nog niet bedacht. Ik kwam helemaal tot mijn recht. Maar toen na drie jaar het rooster voor schooljaar vier weinig nieuws bood, ben ik het onderwijs uit gelopen, het bedrijfsleven in. Als trainer en opleider heb ik me daar kunnen uitleven. Nooit was het saai.
In 2011 veranderde een herseninfarct mijn leven. Ik raakte 100 procent arbeidsongeschikt. Alleen vrijwilligerswerk lukt nog: vijf à tien uur per week. Meer gaat het niet worden. Opnieuw kwam het onderwijs op mijn pad – dat heeft toch echt mijn liefde. Op een mbo-school help ik de samenwerking met het bedrijfsleven te versterken.
Mijn vrouw staat nog steeds voor de klas: ze werkt als kleuterjuf op de Calvijnschool in Gouda – die in de schaduw van de Driestar staat. Geweldig dat die school 75 jaar bestaat. Maar houd in gedachten: alles is relatief. Elke dag heeft genoeg aan zichzelf. Dat ondervind ik aan den lijve.”
„Godsdienstleraar was voor mij tot geestelijke zegen”
Oud-student Herman van Beek (58) uit Barendrecht:
„De Driestar is voor mij tot geestelijke zegen geweest. Nooit zal ik de godsdienstles over de Dordtse Leerregels vergeten. Onze docent Jaap Segers vertelde over afwijkende visies op de uitverkiezing die sommige bezoekers van de Dordtse synode hadden. Zo kwam de theoloog Johannes Maccovius onder vuur te liggen omdat hij de verkiezing voorop wilde stellen.
Als jongen uit de Gereformeerde Gemeenten in Nederland dacht ik altijd dat dit pas was begonnen bij ds. Steenblok in 1944.
De godsdienstleraar gaf geen waardeoordeel en noemde geen namen van kerken of predikanten. Hij vertelde het alleen als een gegeven. Zijn woorden zetten me sterk aan het denken. Ik ging op onderzoek uit en las bij oudvaders over de troost van de verkiezing: dat gelovigen pas achteraf, na hun bekering, zien dat de Heere Jezus hen op het oog heeft gehad.
Die wetenschap was mijn diepste drijfveer om godsdienstleraar te worden. Met mijn eigen leerlingen op het Wartburg College in Rotterdam probeer ik ook altijd terug te gaan naar de bronnen: wat zegt de Bijbel, hoe staat het in de belijdenis? Soms pak ik er een preek van een oudvader bij.
Segers benadrukte ook hoe belangrijk het is om de binnenkamer op te zoeken. Bij de lesvoorbereiding hoort dat je thuis op de knieën gaat, zei hij. Op zo’n gebed zal de Heere Zijn zegen geven.”