Watersnoodsporen te zien vanuit helikopter
De watersnood van 1953 kerfde diepe sporen in het landschap van Zuidwest-Nederland. Vanuit de lucht zijn ze het best te zien. „Kijk, daar in het bos ligt een losgeslagen caisson.”
„U treft het, het zicht is kraakhelder”, zegt helikopterpiloot Ton Prince als hij opstijgt van een stoppelige akker bij Ouwerkerk. Het dorpje zinkt onder ons weg.
Zesenzestig jaar geleden zonk Ouwerkerk ook weg, en zoveel andere plaatsen meer. Onverhoeds bulderde het water de eilanden binnen, overspoelde huis en have, doodde mens en beest. Bij zwaargeteisterd Ouwerkerk lag het dijkgat dat het laatst gedicht werd. „Dat was daar”, wijst Prince naar de vier caissons die nu het Watersnoodmuseum huisvesten.
Voor het derde achtereenvolgende jaar organiseerde het museum samen met Prince Helicopters uit Zierikzee vluchten boven het drooggelegde land. Om te laten zien dat de ramp er nooit meer helemaal wegging. De piloot wijst het aan, geeft uitleg via de koptelefoon: over de kreken die ontstonden, de nieuwe dijken die moeizaam werden aangelegd, land dat op de zee bevochten werd.
Bressen gedicht
Het land stond vol zee, maandenlang. De februaristorm had het water opgezweept. Het bestormde de lage polders met tomeloos tumult. De vloed sloeg een deuk in de dijk, een bres in de bodem. Maandenlang gutsten de golven bij vloed naar binnen, bij eb het land weer uit. De bressen werden steeds dieper; steeds moeilijker te dichten. En toch moesten ze dicht.
Op een waterwering liggen proefvakken voor dijkbekleding. Staaltjes waterstaatskunst.
De rotor roffelt, Prince trekt de heli scheef. Rechts is nu land, links de lucht. Met een bocht gaat het naar Zierikzee. Verderop is Goeree-Overflakkee te zien, aan de andere kant de Bevelanden. Beneden liggen karrevelden langs de dijk: reepjes grond waar polderjongens aarde op hun karren verzamelden voor de dijkenbouw. Want de dijken moesten dicht.
Nieuwe dijk
Diep beneden komen mosselvissers voorbij. Bootjes van recreanten trekken sporen door de Oosterschelde. Witte zeiltjes leunen tegen de wind.
Het is laagwater; de Roggenplaat ligt droog. Serooskerke is te zien; verderop Haamstede. Veilig achter dijk en duin.
De wentelwiek ratelt over De Schelphoek, de grote doorbraak aan de zuidrand van Schouwen. Het dijkgat is er nog altijd. Er kwam een nieuwe ringdijk. De piloot wijst op het caisson dat de waterkering sloot en vertelt hoe diep het water het gat uitsleep.
Weggevaagd Capelle
Achter de dijk strekken de landerijen zich uit, kaarsrecht afgemeten. De percelen tonen vlekken en strepen: door de droogte worden oude wegen en watergangen zichtbaar.
Zierikzee komt weer in het vizier; de Zeelandbrug erachter. Met een S-bocht gaat het over een kluitje huizen in de weidse polder: het restant van wat eens het gehucht Capelle was. Daar bleef nauwelijks een huis overeind. Bijna de helft van de inwoners overleefde de rampzondag niet.
De heli trilt; de poldergrond komt naderbij. Landing op herwonnen land.
Jonge bezoekers bouwen dijken
Het Watersnoodmuseum bij Ouwerkerk begon in één caisson en benut ze nu alle vier. Het naastgelegen restaurant De Vierbannen is recent tot Vijfde Caisson verheven: „museumbrasserie & kenniscentrum”. Het werd op 31 januari –historische datum– aangekocht en ging op 4 juli open. Er zijn zalen te huur die vernoemd zijn naar publicist Kees Slager, radiotechnicus Peter Hossfeld en waterstaatkundige Johan van Veen.
Het museum, dat op 17 juli de 50.000e bezoeker van dit jaar verwelkomde, stippelde een route voor jonge bezoekers uit. Dit Jeugdwatersnoodmuseum –op 12 juni geopend– laat Koos (Hage) en Mina (Verton), 5 en 12 jaar oud, het verhaal van de ramp vertellen waarvan ze ooggetuige waren. Schoolkinderen en andere jonge bezoekers volgen de route aan de hand van een schriftje in jarenvijftigstijl, in het Nederlands, Duits, Frans of Engels. Ze komen een Deense geschenkwoning tegen en mogen dijken bouwen en polders droogleggen.