Keurkorps in de nationale boomzorg
Het belang van groen wordt steeds breder erkend. Een groeiend leger boomverzorgers probeert het geboomte in tuin, park en bos gezond te houden. Het Europese diploma voor European tree worker garandeert vakmanschap.
Het zandpad in het Orderbos bij Apeldoorn is afgezet met rood-wit lint. Achter het lint zijn boomverzorgers bezig met het examen voor European tree worker. Crayg Johnson, werkzaam bij de European Arboricultural Council (EAC), is voor de gelegenheid uit Engeland overgekomen, om als supervisor te controleren of de examenkandidaten aan de Europese standaard voldoen.
De twaalf cursisten zijn in de afgelopen maanden opgeleid door docenten van het Praktijk Centrum (PC) Bomen in Apeldoorn. Vanmorgen is hun theoretische kennis getoetst, nu moeten ze laten zien wat ze daadwerkelijk in een boom kunnen.
Een aankomende European tree worker slingert als een Tarzan van tak naar tak. Uit de kruin van boom ernaast klinkt het geraas van een kettingzaag. De brul van trainer Frits Spek komt nog boven het rumoer uit. „Wat is er?” reageert de vrijwel onzichtbare cursist geschrokken, nadat hij zijn zaag heeft stilgezet. „Je krijgt een waarschuwing voor het niet dragen van je gelaatsscherm”, roept Spek.
Vrije natuur
De vier opleiders van PC Bomen hebben een lange staat van dienst in de sector. Spek kocht op 14-jarige leeftijd zijn eerste motorzaag en raakte verstrengeld met het bos. De charme van zijn beroep ligt voor de trainer in het fascinerende van bomen, het werken in de vrije natuur en het instrueren van nieuwe vakgenoten.
Anne Beens (29), werkzaam bij Aarten boomverzorging in Doornspijk, en Bjorn Overkamp (21), werknemer bij Hogendoorn Boom Totaal in Woold maken zich op voor het praktijkexamen van deze dag. Anne is net getest op zijn kennis van boomveiligheidscontrole en begeleidingssnoei. „Nu moet ik nog de boom in. Ik heb er zin in.”
Bjorn is het merendeel van zijn tijd werkzaam voor Duitse gemeenten. „We zitten veel in de regio Düsseldorf. Daar doen we het onderhoud aan park- en straatbomen.”
Frits Spek geeft het duo de laatste instructies. „De spullen die je straks nodig hebt, leg je gereed onder de boom. Voldoet de uitrusting niet aan de eisen, dan ben je gezakt. Vervolgens ga je de boom in en maak je zo hoog mogelijk een topanker. Dat moet binnen een halfuur gebeurd zijn. Hoe je de top van de boom bereikt is aan jullie, als het maar veilig gebeurt. Daarna heb je een halfuur om het dode hout weg te zagen. Verder letten we op je gebruik van de persoonlijke beschermingsmiddelen. Bij een derde waarschuwing ben je gezakt. Hanteer je de motorzaag met één hand, dan ben je meteen gezakt. Zaag je met één handanker, dan is het klaar. Foute snoeitechniek: klaar. Is de veiligheid van de mensen die hier rondlopen niet gewaarborgd, dan ben je ook gezakt. Iemand iets te vragen? Niet? Dan mogen jullie beginnen.”
Dubbel gezekerd
Nadat zijn uitrusting is goedgekeurd, gaat Bjorn als eerste de boom in. Anne fungeert als grondman voor hand en spandiensten, het geven van aanwijzingen, hulp bij eventuele calamiteiten en het weghouden van publiek. „We zijn nu in een rustig bos”, licht trainer Willem van Delft toe, „maar doe je dit in een woonwijk, dan heb je zomaar veertig man publiek.”
Terwijl Bjorn met behulp van zijn klimpositioneringsgordel en een polyester lijn als een aap omhoog klimt, demonstreert Anne voor een examinator de knoop die hij gebruikt voor het veilig laten landen van een zwaar stuk hout uit een boom. De arm van de examinator stelt een zware tak voor. Bjorn heeft binnen tien minuten zijn topanker bevestigd en begint aan het controleren van de boomkruin en het wegzagen van dode takken. Soepel verplaatst hij zich van tak naar tak. „Kijk, door het dubbelloepsysteem is hij dubbel gezekerd”, wijst Frits Spek, „dus vallen kan hij eigenlijk nooit.”
De cursisten van PC Bomen worden opgeleid in bos van Kroondomein Het Loo, Staatsbosbeheer, Nationaal Park De Hoge Veluwe, het Geldersch Landschap en de gemeente Apeldoorn. Een deel van de trainingen vindt plaats op locatie, in de gemeente of de regio waar de cursisten werkzaam zijn.
Recent reisde Willem van Delft af naar Zwiggelte in Drenthe. „Het mooiste dorpje dat ik ooit heb gezien. Ik heb daar op verzoek van stichting Het Drentse Landschap een training gegeven aan de hoogstamfruitbomenbrigade, mensen die deze fruitbomen snoeien. Dat deden ze ongezekerd. Ik heb die gasten geleerd hoe ze het veiliger kunnen doen. En een stuk comfortabeler. Die mensen gaan nooit meer los in een boom staan.”
Vraag
Het aantal vrouwelijke boomverzorgers is in Nederland op de vingers van twee handen te tellen. In Finland is de helft van deze specialisten vrouw. Van Delft, van origine civiel technicus, vermoedt dat het te maken heeft met het verschil in achtergrond. „Hier komen de meeste boomverzorgers uit de bosbouw. Dat is typisch een mannenwereld. In het buitenland zijn ze veel vaker afkomstig uit de wereld van de hoveniers. In die sector werken meer vrouwen.”
Ze moeten wel van wanten weten. „Als je in een tuintje van drie bij vier een twintig meter hoge boom moet verwijderen, is dat echt een uitdaging. Dat geldt ook voor het vellen van zware, ingewikkelde bomen op het Kroondomein.”
Over hun arbeidsperspectief hoeven de boomverzorgers niet in te zitten. De vraag naar deze groene ambachtslieden neemt alleen maar toe. In toenemende mate volgen ze uit persoonlijke motivatie of op verzoek van hun werkgever de cursus voor European tree worker. De cursisten kunnen zelf het tempo bepalen. De theorie wordt voor het grootste deel gegeven in clusters van twee dagen. De praktijktrainingen duren drie tot vier dagen. Met de totale opleiding zijn zo’n vijftig dagen gemoeid.
„Vroeger had iedereen met een groen pak verstand van bomen”, zegt Van Delft. „Dat is verleden tijd. Zonder dit diploma kom je zeker bij de overheid niet in aanmerking voor opdrachten in de boomverzorging.”
Eikenprocessierups
Een deel van de boomverzorgers is tegenwoordig een aantal maanden per jaar razend druk met het bestrijden van de eikenprocessierups. Zo mogelijk met een hoogwerker, maar op slecht bereikbare plaatsen moeten ze de boom in om naar de nesten te klimmen. Gehuld in een beschermingspak en een helm met overdruk, om te voorkomen dat ze de brandharen van de rups op hun lichaam krijgen. „Vooral bij hoge temperaturen is dat geen plezierig klusje”, weet Van Delft.
Het ergste moet nog komen, verzekert examinator Bert Jan van Zetten, coördinator ziekten en plagen bij de gemeente Apeldoorn. „De dennenprocessierups is in aantocht. Die heeft nog meer brandharen dan de eikenprocessierups.” Met belangstelling volgt hij de verrichtingen van de jonge kerels in de boom voor hem. „We kunnen voorlopig nog wel wat van dit soort jongens gebruiken.”