Opinie

Dordtse Leerregels actueel nu vervaging kerk bedreigt

Het gaat in de Dordtse Leerregels van begin tot eind om het genadekarakter van het geloof. Daarbij is de gereformeerde theologie diep doorgedrongen in en doordrongen van Gods transcendentie (verhevenheid). Het belijdenisgeschrift dat tijdens de Synode van Dordrecht (1618-1619) werd opgesteld, voert een pleidooi voor het waarlijk God zijn van God.

Dr. C. A. van der Sluijs
31 May 2019 08:53Gewijzigd op 23 February 2023 16:48
Gods vrijmacht en ’s mensen onmacht realiseren zich beide in het antwoord van de mens op het Woord van God, waarbij en waarin de menselijke verantwoordelijkheid is gegeven. beeld iStock
Gods vrijmacht en ’s mensen onmacht realiseren zich beide in het antwoord van de mens op het Woord van God, waarbij en waarin de menselijke verantwoordelijkheid is gegeven. beeld iStock

De Dordtse Leerregels zijn niet meer en niet minder dan een belijdend accentueren van het genadekarakter van het geloof. Daarom zou ik liever niet willen spreken van het leggen van gereformeerde accenten in de katholieke theologie van de kerk der eeuwen (G. van den Brink, ”Dordt in context”), maar van het leggen van katholieke accenten in de gereformeerde theologie van toen en nu. Het gaat immers om het genadekarakter van het geloof van de Kerk der eeuwen, zoals Augustinus dit beleed tegenover Pelagius. Vandaag is dit meer nodig dan ooit, omdat de secularisatie vervaging meebrengt, ook in de kerk en in de gereformeerde theologie.

Ondertussen bedenken we wel dat de kerk toen ”in statu confessionis” (in staat van belijden) was. Het is vandaag te meer nodig dit te bedenken en te belijden omdat ‘Dordt’ momenteel naar alle kanten gerelativeerd wordt. Het verbinding zoeken met de remonstranten vandaag is hetzelfde als het leven proberen te verbinden met de dood. De Nationale Synode op 29 mei was daarom een miskenning, en zo een ontkenning, van de Nationale Synode van Dordrecht in 1618-1619. Het vaak gedane beroep op Johannes 17, waar Jezus bidt om de eenheid, staat immers in het kader van de algemene verzoening, en niet in het kader van de beperkte verzoening die ‘Dordt’ beleed. Het „ite, ite, dimittimini” van Bogerman is meer dan ooit van kracht.

Er wordt gezegd dat de remonstranten van nu niet meer dezelfde zijn als de remonstranten van toen. Dit zal waar zijn. Ze zijn nog vrijzinniger geworden. Maar het probleem is dat de remonstranten van toen zich nu bevinden onder de gereformeerden van vandaag. De vijand is binnen de poorten!

Soevereiniteit van God

Nu is de menselijke verantwoordelijkheid ongetwijfeld een Bijbels motief. Anders wordt het wanneer dit Bijbelse motief vanuit de mens wordt bepaald en ingevuld. Dit nu was het geval met het remonstrantisme van toen en is nog immer karakteristiek voor het remonstrantisme van vandaag. Daarbij lijkt het verschil met het calvinisme miniem. Maar in wezen is dit het verschil tussen leven en dood. Vandaar dat we het hedendaagse remonstrantisme als een geraffineerde en doodgevaarlijke zaak moeten onderkennen. Daaraan hangt het leven van de kerk in deze postmoderne tijd!

Kenmerkend voor het remonstrantisme is zijn mensmiddelpuntigheid. En daarin is het wezenlijk tegengesteld aan het calvinisme, met zijn gerichtheid op God. Want het geloven krijgt hier bij de remonstranten als voorwaarde een éigenwaarde. Geloven wordt hier van een gave een ópgave. Buitengewoon listig geformuleerd, verslaat dit remonstrantisme in onze tijd nóg zijn duizenden. De mens wordt in een verkeerd verstane verantwoordelijkheid gemanipuleerd en daarmee in feite geëerd, in plaats dat God alle eer ontvangt in het behoud van zondaren.

‘Dordt’ belijdt daarentegen dat het geloof niet de oorzaak, maar de vrucht is van Gods eeuwige besluit. De grond van de zaligheid ligt niet in de mens, maar in God! ‘Dordt’ fundeert het Evangelie daarom in de soevereiniteit van God. Waar dit niet gebeurt, wordt het op losse schroeven gezet en baart het een tijdgeloof. Gods vrijmacht en ’s mensen onmacht realiseren zich beide in het antwoord van de mens op het Woord van God, waarbij en waarin de menselijke verantwoordelijkheid is gegeven. Deze realiseert zich nooit vanuit eigen werkzaamheid, maar vanuit Gods werkzaamheid in de verkondiging van de grote daden van God.

Heilzame spanning

Ondertussen belijdt ‘Dordt’ de zwaar geladen verantwoordelijkheid van hen die Gods béloven niet zullen géloven (DL I, 4). Het wél geloven is dan geen ”eigen werk”. Bij het activistisch ”aannemen” in de evangelische beweging en haar dienovereenkomstige prediking moet men erop gewezen worden dat de belijdenis van de Kerk dit ”aannemen” omschrijft als „met een waarachtig en levend geloof omhelzen” (DL I, 4). Men heeft dan zijn verantwoordelijkheid waargemaakt in het ”horen” dat God Zijn Woorden waarmaakt in Jezus, de Christus. „Hoort, en uw ziel zal leven” (Jesaja 55:3).

Voor ‘Dordt’ komt de verwerping in de prediking niet aan de orde als mededeling, maar deze kan zich in de prediking voltrekken. Niet als de logische maar als de dóxologische (op de lofprijzing gerichte) keerzijde van de verkiezing. De verkiezing realiseert en concretiseert zich dan in de vólharding en de verwerping in de vérharding. Zowel in het ene als in het andere, beleed Calvijn, wordt de eer van God (gloria Dei) verheerlijkt.

Het opheffen van deze heilzame spanning in het ‘Dordtse’ denken leidt echter tot het verglijden en wegglijden in een algemene en hopeloze veroppervlakkiging van het gereformeerde leven, waarin de hoogten en de diepten van het verzoende leven ten enenmale onbekend zijn geworden. Omdat deze niet meer gepredikt worden!

Belofteprediking

Daarbij moet worden vastgesteld dat het barthianisme ook zijn invloed op de hedendaagse orthodoxie heeft gehad en nog doet gelden. Verbond, prediking en verkiezing zijn daarbij ongeveer identieke begrippen geworden. En wel zó dat de verkiezing opgaat in de prediking. Verkiezing is dan niet meer een onderstreping van het genadekarakter van het geloof, maar een accentuering van de plichtmatigheid van het geloof als realisering van onze zogenaamde verantwoordelijkheid. De menselijke verantwoordelijkheid wordt evenwel niet waargemaakt of verwerkelijkt in de toewending van de mens naar God, maar in de genadige toewending van God naar de mens. De verantwoordelijkheid van de mens is niet ántropologisch (vanuit de mens) bepaald, maar théologisch (vanuit God). Populair gezegd, betekent dit dat ook in dit opzicht „de mens erbuiten valt” en wel volledig.

Waar men enerzijds de predestinatie als geïsoleerd idee in theologie en prediking laat domineren, poogt men vaak anderzijds de ontstane lacune in de prediking te compenseren met een zogenaamde „ruime belofteprediking”. Maar als deze belofteprediking niet chrístologisch is geënt in het „eenmaal voorgoed” van het werk van de Zoon en niet tegelijk théologisch is geijkt vanuit het eeuwig welbehagen en het Vaderlijk mededogen, dan moet er pneúmatologisch (met betrekking tot het werk van de Geest) een kortsluiting optreden, waarbij en waardoor de gemeente tekort wordt gedaan. Voor eeuwig!

Een verwerpelijke prediking zou wel eens alles te maken kunnen hebben met de verwerping van de prediker en mogelijk zo van hen die hem horen en geloven. De verantwoordelijkheid van de mens wordt door ‘Dordt’ dieper en breder beleden dan we wellicht voor mogelijk hielden. Doorslaggevend is immers voor beiden de eeuwigheidsdimensie vanuit trinitarische prediking ofwel prediking vanuit de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.

Het gaat ‘Dordt’ van begin tot eind om het genadekarakter van het geloof. Daarbij is de gereformeerde theologie diep doorgedrongen in en doordrongen van de transcendentie (verhevenheid) van God. ‘Dordt’ voert een pleidooi voor het waarlijk God zijn van God.

De auteur is hervormd emeritus predikant in de Protestantse Kerk in Nederland. Dit artikel is een samenvatting van de lezing die hij op 22 mei hield op de COGG-conferentie voor theologiestudenten in de Trinitatiskapel in Dordrecht.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer