Rubriek Ter plekke: Een troostboekje
Willem van Zuylen van Nyevelt was een jaar voor zijn overlijden, in 1543, burgemeester van Utrecht, en hij is gehuwd geweest met een zekere Agnes Foeyt. Verder is bekend dat hij geschriften heeft nagelaten. Dat lijkt niet veel aan gegevens, maar is het wel. Want een van die geschriften is de belangrijke bundel die in 1540 in Antwerpen verscheen met daarin opgenomen de ”Souterliedekens ghemaect ter eeren Gods”. Dit is de eerste berijming in de Nederlandse taal van het complete psalmboek; sterker nog, er is ook nergens een eerdere volledige berijming van de Psalmen bekend.
Van Zuylen had zijn geschrift opgesteld om die „zotte, vleselijke liedjes” van zijn tijd te vervangen en de jeugd wat goeds te laten zingen „waardoor God geëerd en zij gesticht mochten worden.” Vurig wenste hij dat zijn bundel daartoe mocht bijdragen en dat „de jongelieden” genoegen zouden gaan scheppen in Bijbelse geestelijke liederen. Want met al die „ondeugdelijke zangen” die in de mode waren werd alleen de duivel behaagd.
Van Zuylen had waardering voor Luthers opvattingen; er zijn dan ook duidelijk invloeden van de hervormer aan te wijzen in het werk. De bundel sloeg aan, ten minste 33 drukken zijn ervan bekend, iets wat niet alleen de zangers maar stellig ook de uitgevers veel genoegen verschaft.
Iets dergelijks kan in mindere mate ook gezegd worden van zijn ”Fonteyne des levens”, verschenen in 1533. Van Zuylens doel hierbij was om een iegelijk die door zijn zonden of ongevallen verdrukt was, „verkoeling en troost” uit de Heilige Schrift te geven. Hij droeg het werkje op aan de moeder van de graaf van Horne, Anna van Egmond (1504-1574), een vrouw met lutherse sympathieën, die een pleitbezorgster van het protestantisme is geweest, zoals Van Zuylen zelf.
Veel verdriet heeft deze vrome vrouw gekend. Haar eerste man stierf rond 1530; een van de zonen uit dit huwelijk, de graaf van Horne, werd in 1568 samen met de graaf van Egmont op bevel van de hertog van Alva in Brussel op het schavot gedood. Haar tweede zoon werd twee jaar later op last van koning Filips II in een Spaanse gevangenis gewurgd. Het boekje van Willem van Zuylen, met allerlei troostrijke teksten, zal haar zeker bemoedigd hebben. De rooms-katholieken niet, zij beschouwden het als ketters.
Er waren kopers. Te veel, volgens een Brabantse franciscaner monnik. Hij besloot in Amsterdam alle boeken op te kopen en die te verbranden. Deze geestelijke, die de pure armoede voorstond, tastte vervolgens diep in zijn blijkbaar goedgevulde geldbuidel. Tevreden met zijn eigen verregaande slimheid kon de monnik handenwrijvend het vuur aansteken.
Maar ook de uitgever van ”Fonteyne” was heel tevreden. Er bleek dus veel vraag naar het boekje. Alles was in korte tijd verkocht. En wat doe je dan als drukker? Je legt het werkje opnieuw op de drukpers.
Zo gedacht, zo gedaan. En de monnik, die de verspreiding juist wilde tegengaan, bereikte het tegengestelde: het werd alom verspreid, zelfs zodanig dat er precies 400 jaar geleden, in 1619, nog een herdruk van verscheen.