Johannes Hoornbeeck: Voorzienigheid stimulans voor zending
Het geloof in Gods voorzienigheid is in het werk van Johannes Hoornbeeck (1617-1666) een stimulans voor de zending. Dat zei prof. dr. H. van den Belt vrijdagmiddag tijdens een boekpresentatie in Utrecht.
Centraal stond de Engelse vertaling van ”De conversione Indorum et gentilium”, een werk van Hoornbeeck uit 1669, vertaald door Ineke Loots en Joke Spaans. Hoornbeeck was een gereformeerde hoogleraar theologie in de zeventiende eeuw.
Prof. Van den Belt, hoogleraar systematische theologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, hield een lezing over het thema ”Voorzienigheid in de zending: stimulans, aanknopingspunt en troost”.
Hoornbeeck stelde de politieke en economische belangen van de Republiek tegenover het koninkrijk van God, aldus prof. Van den Belt. „De Nederlanders zijn door Gods voorzienigheid geroepen om de kennis en verering van God te exporteren naar de uithoeken van de wereld.”
Uit het werk van Hoornbeeck blijkt dat Gods voorzienigheid de mogelijkheid biedt om het geestelijke zaad te zaaien en om het koninkrijk van God te bevorderen. Deze insteek, waarbij het geloof in Gods leiding functioneert als een stimulans, is volgens prof. Van den Belt typerend voor de klassiek-gereformeerde visie op voorzienigheid. „Het leerstuk is geen expressie van een verlammend determinisme, maar schept ruimte voor menselijk initiatief en kansen voor de verspreiding van het goede nieuws van het christelijk geloof.”
Goedheid
In de tweede plaats is de voorzienigheid een aanknopingspunt voor de zendeling. „Het is een aspect van het christelijke geloof dat deels ook vanuit de zogenoemde algemene openbaring of natuurlijke theologie afgeleid kan worden. Voor Hoornbeeck wordt Gods voorzienigheid bewezen uit de werken van Zijn goedheid, trouw en ordening en uit de gebeden van mensen.”
Hoornbeeck betoogt dat Gods voorzienigheid niet alleen over de grote dingen gaat, maar ook over de kleine. Heidenen moeten eerst tot ”humanitas” gebracht worden en dan pas tot ”fides”. „De barbaren moeten eerst leren om mens te zijn voordat ze kunnen leren christen te worden.”
Het derde en laatste aspect is de troost van de voorzienigheid. Hoornbeeck benadrukt in zijn boek dat God zal voorzien in de middelen en dat dit niet afhankelijk is van de steun van de overheid. Hoornbeeck heeft een diep geloof dat ook het kwade onder Gods voorzienigheid valt. „Alleen als je zo over Gods voorzienigheid denkt, kun je in de zwaarste omstandigheden het moeilijke werk van de zending ter hand nemen.”
Prof. dr. Martha Frederiks, hoogleraar studie van het wereldchristendom aan de Universiteit Utrecht, hield een lezing over Hoornbeeck en de bekering van Afrikanen. In het boek van Hoornbeeck is er volgens haar weinig aandacht voor Afrika: slechts vijf en halve regel wijdt hij aan het Afrikaanse heidendom in zijn tijd.
Prof. Frederiks beschreef vervolgens een complex protestants netwerk dat zending als centrale, bindende factor heeft. „Hoornbeecks naam en zijn boek duiken in dat netwerk met enige regelmaat op en vormen een van de theologische ankers.”
Kerkvaders
Prof. dr. Jos Gommans (Leiden) hield een lezing over de mondiale religieuze dialoog in de zeventiende eeuw. Hij liet zien dat Hoornbeeck in zijn werk onder meer gebruik maakte van klassieke auteurs, kerkvaders en eigentijdse reisverslagen. Hoornbeeck stond voor een open dialoog, aldus prof. Gommans. „Op basis van ratio en anciënniteit, maar met uitzondering van zaken van een hogere orde.”
Hoornbeeck is in zijn boek vol lof over de zending van de jezuïeten. Zij kerstenden de heidense bevolking door riten aan te passen. „De jezuïeten probeerden zich de lokale cultuur eigen te maken om zo een brug te kunnen slaan.”
Ineke Loots, een van de vertalers van het boek, wees op de indeling van het geschrift. In het eerste deel geeft Hoornbeeck onder meer een definitie van het heidendom. In het tweede deel gaat het bijvoorbeeld over de zendingspraktijk.