Column: Gewoon
„Mam, u moet echt komen kijken. Nu, mam. Kom dan, snel!” Ik vlieg naar beneden. Met een beetje schrik om ’t hart. Is er iets aan de hand? „Mam, weet u wat ze deed? Kijk snel. Ze rolde om. Gewoon van haar buik naar haar rug!” Een stralende kinderschare aanschouwt het grote wonder van een baby in rolbeweging. Ik glimlach. „Ja, dat hoort erbij op deze leeftijd.” Zeg ik droog. Het is gewoon de tijd daarvoor. Toch?
Ik kom bij het consultatiebureau vandaan. Ik hijs onze baby weer uit de auto naar binnen. Gemeten, gewogen. Gecheckt. Grote broer van 13 staat haar al op te wachten. „En, waren ze onder de indruk dat ze al omrolt?” vraagt hij. Uiterst serieus. „Nou, niet echt hoor”, antwoord ik relativerend. „Het is natuurlijk knap dat ze zich omdraait. Maar ook wel heel normaal rond deze leeftijd.” En dat is toch zo? Het hoort er zo heel gewoon bij. Dat omdraaien. Dat zitten. Dat praten. Die ontwikkeling. Toch?
Hij kijkt teleurgesteld. Grote broer. Hij vond het nou juist zo bijzonder. Wist nog dat ze hulpeloos in haar wiegje lag. Herinnert zich nog de voorzichtigheid die nodig was om haar hoofdje te ondersteunen. Dat was nog niet lang geleden. En dan zo uit het niets gaan rollen. Zonder dat iemand het voordeed.
De week verglijdt in de zaterdag. Het is zover voor onze dochter. Afzwemmen. We hijsen ons al vroeg met z’n allen in onze jassen. Zoeken naarstig naar een plek op een overvolle parkeerplaats. We zetten ons neer op de tribune bomvol ouders. En daar, tussen 51 andere kindertjes, gaat ze. Ons meisje. Ik kijk naar dat ronde, natte gezichtje. Wat doet ze haar best. Ze zwaait een keer. Zwoegt door het water. Ik voel me zo trots. Ik herinner me nog haar geboorte. En nu houdt ze zelf haar hoofd boven water. Het is warm daar in het zwembad. En nat. Zelfs onder mijn ogen lijkt het vochtig te worden. Ik besef ineens dat het zo gewoon allemaal niet is.
De Schepper bedacht het zo. Ingenieus en ingewikkeld. Hij gaf kracht. En groei. Gaf een complex verbindingsproces in hersenen. Gaf leven. Van niks naar baby. Via de kleuter naar de tiener en dan langs het puberbrein naar de volwassenheid. Zo gewoon, zo’n rollend kind op de grond? Zo gewoon, zo’n zwemmend kind in een zwembad? Zo gewoon, zo’n vragende puber op weg naar z’n volwassentijd?
Het gewoon-zijn verdwijnt in de chloorlucht. Je hebt gelijk, grote broer. Niks gewoons aan het rollen van een baby. Niks gewoons aan zwemmen. En niks gewoons aan de rest. Op het bureau zagen ze het nog niet zo. Maar ik beaam het. Ik ben onder de indruk.